Accede!
Ideeën en bemoedigingen voor gewonde helpers verbonden met een heelmakende God

De vuilnis de deur uit!

Over externalisatie van geïnternaliseerde én andere rottigheid
André H. Roosma
updated: 2014-11-25

Dit artikel gaat over de waarde van het begrip ‘externalisatie’ – letterlijk zoiets als ‘naar buiten brengen’. In een artikel over luisteren noem ik onder de kop ‘Luisteren naar veelzijdige verhalen’ dit begrip al. Hier ga ik er wat nader op in.

Over vuilnis en andere rottigheid


De vuilniszak, klaar om afgevoerd te worden

Vanmorgen wilde ik boodschappen gaan doen. Ik keek in m’n keuken wat ik nodig had en zag dat daar ook nog wat vuilnis stond. Als vanzelfsprekend nam ik de vuilnis even mee naar beneden (ik woon in een flat), om ’t beneden in de vuilcontainer te gooien. Ik zeg ‘als vanzelfsprekend’ want vuilnis is niet iets wat in m’n flat moet blijven liggen. Het geeft rotzooi en gaat stinken en dat zou het klimaat in m’n appartementje ’n stuk minder prettig maken... Die vuilnis moet naar die container, waarna de gemeentereiniging zorgt dat ’t definitief wordt afgevoerd en verbrand of iets dergelijks.

Terwijl ik daar zo even mee bezig was – ik liep even de prullebakken in elke kamer langs om te kijken of er nog meer troep was die weg kon – liet God me een vergelijking zien. Net zo als dat er soms vuilnis ons huis binnenkomt – vaak met een goede reden, bijvoorbeeld als verpakkingsmateriaal voor ons eten – en er dan als afval ook weer uit moet, zo komt er soms ook allerlei andere rommel ons leven binnen.
Ik denk hierbij in het bijzonder aan rottige ervaringen die we hebben gehad door de gebrokenheid in deze wereld - gebrokenheid in het algemeen, zoals ziekte, of gebrokenheid van mensen die hun ‘vuilnis’ (de gevolgen van hún rottige ervaringen) in ons leven ‘dumpten’.

Mishandeling en verwaarlozing

Momenteel – terwijl ik dit schrijf – is het een week waarin in de media bijzondere aandacht wordt besteed aan het probleem van de kindermishandeling. Het gebeurt helaas al te vaak, dat ouders, ooms, tantes, broers, zussen, onderwijzers, onderwijzeressen, oppas-hulpen (m/v) en anderen kinderen – soms nog baby’s – mishandelen of verwaarlozen. Meestal gebeurt dit niet bewust, maar vanuit een onbewuste reactie op eigen pijn, onzekerheid, niet om kunnen gaan met als ‘moeilijk’ ervaren emoties e.d. (zie ook m’n artikel over hoe we (on)verbondenheid doorgeven hierover). Haat tegen mensen van het andere geslacht (gebaseerd op trauma’s opgedaan onder de misbruikende handen van iemand van het andere geslacht) wordt bijvoorbeeld vaak weer doorgegeven in de vorm van seksueel misbruik, of een andere vorm van fysieke mishandeling.

Haat tegen het eigen lichaam

De gevolgen hiervan zijn vaak zeer vérstrekkend. Het kind ervaart de onderliggende haat en neemt deze onbewust over. Daarbij komt dat het lichaam van het kind soms ook positieve emoties ervaart. Bij het misbruik ontvangt het kind bijvoorbeeld wel de aandacht waar het zo naar verlangt, of de fysieke nabijheid. Of – en dit speelt vooral een rol bij seksueel misbruik –: het lichaam van het kind ervaart een zeker ‘genot’ doordat tijdens het misbruik het lichaam wel ‘normaal’ (met aanmaak van genots-stofjes in de hersenen) reageert op de seksuele prikkels die het ontvangt. Dit is buitengewoon verwarrend voor het kind: enerzijds is het afschuwelijk om misbruikt te worden door een ander, sterker persoon, anderzijds is er dat genot. Hij of zij kan hierdoor het eigen lichaam – en de natuurlijke reactiepatronen van het lichaam – gaan haten. Deze haat voegt zich dan bij de onderliggende, vaak onbewuste haat van de dader – die de basis voor het misbruik was. Want het feit dat de dader vaak een gezaghebbend persoon was in het leven van het kind, en het kind loyaal jegens de dader moet zijn om te kunnen overleven, zorgt ervoor dat het kind veel onbewuste emoties van de dader overneemt. We spreken wel over ‘internaliseren’ (in zich opnemen) van deze emoties – zoals deze haat. Een vrouw kan de haat en minachting tegenover vrouwen overnemen van een man die haar seksueel misbruikt, en vice vesa bij misbruik van een man door een vrouw. Vaak is deze onbewuste haat – geïnternaliseerde haat en minachting van de dader én eigen verwarring en weerzin tegen het eigen lichaam, dat mee leek te werken met die afschuwelijke dader –, een van de oorzaken achter zelfbeschadiging, het gebruik van middelen die (in die hoeveelheden) ons lichaam vergiftigen (zoals alcohol, rook of cafeïne) en andere verslavingen die ons leven kunnen vergallen. Dit is ook de reden waarom deze haat zich zo vaak richt juist tegen onze specifiek mannelijke of vrouwelijke kenmerken (incl. genitalia).

Wég met die troep!

De link

Wat heeft nu deze haat tegen het eigen lichaam te maken met die vuilnis waar ik ’t over had? Alles! Simpel gesteld: beide horen niet ‘binnen’ thuis, maar moeten de deur uit!
Vuilnis zamelen we in ons huis bij elkaar in een plastic zak of bak of iets dergelijks, en zetten ’t buiten waar de vuilnisman ’t meeneemt om te zorgen dat ’t – liefst definitief – verwijderd wordt. We weten dat ’t weliswaar ons huis is binnengekomen, maar er echt niet moet blijven, omdat het het er niet hoort en omdat ons huis anders ziekmakend wordt door de stank en alle bacteriën en ongedierte die worden aangetrokken. Precies hetzelfde geldt voor die haat of minachting tegen onszelf – ook die past niet wezenlijk bij ons en moet de deur uit!

Jezus brengt de rottigheid aan het licht, en voert deze af

Toen Jezus op het kruis genageld werd, dachten de machten van de duisternis zoiets als: "Nou hebben we Hem!" Echter, ze hadden niet in de gaten dat Jezus deze schijn-overwinning voor hen, omvormde in een gebeurtenis waarbij Hij de duisternis openlijk tentoonstelde en er zó over zegevierde (vgl. Kolossenzen 2:15). Deze ‘omkering’ van een gebeurtenis is kenmerkend voor Jezus!
Iets dergelijks kan ook gebeuren als we Jezus als Redder en Heer in ons leven gaan erkennen. Juist in onze ‘herhalingsdrang’ wordt de duisternis – de rottigheid, de haat tegen ons lichaam, tegen onze sekse en/of tegen een dader – ontmaskerd en komt die aan het licht. Het is dan nog slechts een kwestie van uitleveren aan de grote ‘Vuilnisman’ om het definitief te laten verwijderen. Op het kruis – en onderweg er naar toe – heeft Hij al die minachting en haat gedragen in Zijn lichaam. Daar is het als het ware verbrand, zoals ons huisvuil in de hete verbrandingsovens.
Vrijmoedig mogen we ons tot Hem wenden met onze zelf-haat, met onze negatieve houding tegenover bepaalde aspecten van ons lichaam, met onze verwarde emoties – dat Hij alle vuil eruit haalt en wegdoet1. Ook als we later nog meer rommel in ons levenshuis – bijvoorbeeld ons lichaam of ons gevoel – tegenkomen, of er komt nog meer rottigheid ‘boven’, die anderen erin gedumpt hebben; al die nare, stinkende rommel wil Jezus graag afvoeren! Zo kan er zelfs iets van trots groeien als we weer stukjes rommel ontdekken doordat ons lichaam dingen aangeeft (bijv. we hebben de neiging onszelf te beschadigen, of als onwaardig te zien, of iets anders). Elk van deze gebeurtenissen brengt weer een stukje vuil naar boven, zodat we het kunnen laten afvoeren, en ’t niet onbewust ergens blijft zitten stinken.

Dat klinkt eenvoudig en leuk, maar...

Het bovenstaande klinkt bijna te mooi en te eenvoudig om waar te zijn. En, inderdaad, dit is een sterke vereenvoudiging. Soms is het wel eens goed, om zo’n vereenvoudiging aan te brengen om nieuwe mogelijkheden scherper te zien. Als we de rottigheid, en de schaamte die we er vaak bij voelen, als een onderdeel van onszelf zien, vergalt dat de boel nog eens extra. Door dit niet als als een onderdeel van onszelf, maar als vuilnis te zien, die door Jezus afgevoerd kan worden, helpen we onszelf om ons leven er niet langer door te laten vergallen. Net zo als ’t ons een goed gevoel kan geven om ons huis eens even goed onder handen te nemen en alle rottigheid eruit weg te doen. Dat ruimt niet alleen de kamers, maar vaak ook ons gemoed op!

Dit is wat wel ‘externalisatie’ wordt genoemd: zien dat er dingen zijn die niet wezenlijk een deel van ons zijn, maar die we buiten onszelf (extern) kunnen plaatsen en die ons leven dan minder gaan bepalen. Het is het tegenovergestelde van ‘internalisatie’, waarbij we bijvoorbeeld negatieve boodschappen die over ons zijn uitgesproken (zoals: “jij kunt ook niks goed doen!”) ons zó eigen maken dat ze een onderdeel van ons hele denken over onszelf worden (“ik kan niks goed doen!”).

Anderzijds: er zijn factoren die dat soms lastiger maken en het is goed ook daar aandacht aan te besteden. Dat is bijvoorbeeld, als ’t niet zo duidelijk is voor ons, wat rottigheid is en wat niet. Of, als onze bewuste visie en keuze afwijkt van onze (onbewuste) ervaringen. Neem de verborgen haat of minachting tegenover mensen van de andere sekse, of haat tegenover onze eigen seksualiteit, waar ik het over had. Vaak is dat ook een soort overlevingsmechanisme. Dank zij die haat zijn we die specifieke misbruikende ander zo veel mogelijk uit de weg gegaan, of hebben we hem of haar met onze ogen op een afstand gehouden. Ook al lukte dat niet altijd, de keren dat ’t wel lukte, bespaarde ’t ons veel ellende. Onbewust kunnen we ’t idee hebben dat we onbeschermd en dus onveilig zijn, als we die haat bij de vuilnis zetten. We kunnen dan diep van binnen ’t idee hebben dat we ons dan open zouden stellen voor nog meer ellende. Daarom zie ik wel vaak een uiterlijk afscheid willen nemen en tegelijk een innerlijk verzet daartegen. Het heeft in zo’n situatie totaal geen zin om als pastoraal werker te zeggen: “je moet wél willen!”, of mensen te veroordelen op een vermeende laksheid of tweeslachtigheid. Juist in het bewuste is er vaak beslist wel die wil en totaal geen tweeslachtigheid. ’t Probleem zit in het onderbewuste – in de vrees, niet te weten hoe veilig te leven zónder het overlevingsmechanisme; zónder de besproken haat/minachting in het voorbeeld. Daardoor wordt rottigheid die buiten is gezet, onbewust als het ware ook gelijk weer binnengehaald.

Nieuwe beschermingsmethoden zijn nodig

Een voor de hand liggende ‘oplossing’ is hier een goed alternatief te bieden voor de noden waarin de ‘vuilnis’ nog voorzag; in het voorbeeld: het beveiligen tegen nieuw misbruik, c.q. het op een afstand houden van ‘daders’. Het aanleren van meer gedifferentieerde beoordelingen en reactiepatronen en betere communicatieve vaardigheden zal daar meestal een belangrijk onderdeel van zijn. Vervanging van het kinderlijk-ongenuanceerde ‘alle mannen (dan wel vrouwen) zijn hufters’ door het meer gedifferentieerde: ‘er zijn mannen (/vrouwen) die je beter op enige afstand kunt houden’ helpt. En het aanleren van vaardigheden – hóé je dan zo iemand op gepaste wijze op afstand kunt houden – helpt eveneens. Als deze alternatieven voldoende veiligheid bieden, kan het oude overlevingsmechanisme – in het voorbeeld: de haat tegen álle mannen of tegen álle vrouwen, – veilig bij de vuilnis. Dan lukt dat meestal ook wel, om ’t definitief uit handen te geven aan Jezus.
Merk op, dat juist dit soort dingen een op zich eenvoudige stap (zoals: ‘verwijder de vuilnis’) tot een proces maken wat tijd kost. Training of het aanleren van nieuwe vaardigheden en reactiepatronen, en emotioneel herstel horen bij elkaar – de één kan niet zonder de ander.

Vergeving als proces

Het bovenstaande kunnen we ook breder toepassen. Wat ik zei over het procesmatige karakter van ‘herstel’ geldt bijvoorbeeld ook voor het onderwerp ‘vergeving’. Veelvuldig wordt er in evangelische gemeenten aangedrongen op het belang van vergeving. Niet-vergeven wordt gelijkgesteld met het wegzinken in bitterheid – wat inderdaad een reëel gevaar is. Maar wát, als woorden als ‘vergeven’ of ‘liefhebben’ voor iemand gelijk staan aan ‘een incest-dader vrij spel geven om me opnieuw te verkrachten’? Ook ‘christelijke’ incest-daders gebruikten (of liever: misbruikten) vaak het woord ‘liefhebben’ voor het gruwelijk overtreden van grenzen! En het woord ‘vergeven’ voor: ‘een vrijbrief geven om door te gaan’!
Stel, een vrouw komt naar u toe en vertelt hoe een man die ze een keer ontmoet had, op gruwelijke wijze misbruik heeft gemaakt van haar gastvrijheid en haar in haar eigen huis heeft verkracht. En keer op keer belaagt hij haar opnieuw. Ze is hem gaan haten en met haar haat – die als vuur uit haar ogen kan spuiten – houdt ze hem op een afstand. Nu zegt een pastoraal werker: “je moet je haat aan Jezus overgeven (bij de vuilnis zetten in de hierboven gebruikte metafoor) en je moet deze man vergeven”... Hoe moet ze hem dan beletten dat hij haar weer misbruikt?
Ziet u, dat deze vrouw eerst mag leren dat de assertiviteit waarmee ze deze man met haar ogen op een afstand houdt, niet verkeerd is, maar dat dit een goede vorm van (zelf)bescherming is? Deze vrouw zal meer uitleg nodig hebben over wat dan wel het onderscheid is tussen het stellen van grenzen en de haat in haar hart (die zo gemakkelijk ‘overslaat’ en zich verbreedt naar alle mannen toe, of bitter wordt). Zolang die kerel in dit voorbeeld op misbruik uit is, mag ze niet alleen, maar moet ze zelfs Gods schepping - haar eigen lichaam, in dit geval – beschermen door hem op afstand te houden. Wellicht is het zelfs goed om daarbij de politie of de rechterlijke macht in te schakelen, zodat deze man bijvoorbeeld een straatverbod krijgt en niet meer rond de woning van deze vrouw mag rondhangen. Dat heeft met goede zorg voor zichzelf en met haat tegen de zonde te maken, die ook goed is. Tegelijkertijd mag deze vrouw dan leren, wat het is om in je hart iemand los te laten. Een goed criterium in zo’n situatie is: te kijken wat je in je hart wil voor zo iemand. Wil je dat ook deze persoon Jezus leert kennen, zich bekeert en gezond wordt, of wil je dat hem niets dan onheil treft? In dat laatste geval mag je die haat, wellicht stukje bij beetje, leren los te maken van assertief optreden en van de goede zorg voor jezelf, en dan die haat aan Jezus geven. Laat Hem maar met die persoon afrekenen (vgl. Rom.12:19; Deut.32:35; en Hebr.10:30-31).

Een blik-opener ;-)

Ik moet hierbij ineens weer denken aan een gezin waar ik wel ’ns in huis kwam. Ze hadden een rare, heel oude blikopener, die nogal primitief was. Vaak verwondden ze hun vingers bij het openen van een blik. Ik had sterk de neiging om te zeggen: "doe die oude blikopener toch bij de vuilnis!" Maar wat moesten ze dán met een blik doperwtjes? Met een hamer en een keukenmesje ’t open proberen te krijgen? Wellicht nog gevaarlijker dan die oude blikopener! Nee, de oude blikopener gaat vanzelf naar de vuilnis, als ze een nieuwe hebben en ontdekken dat die veel beter werkt. Een zekere openheid om iets nieuws te proberen, is daarvoor wel nodig. Zulke openheid kan sterk gestimuleerd worden door het zien hoe gemakkelijk zo’n nieuwe blikopener werkt bij iemand anders thuis. Relaties zijn dan ook uitermate belangrijk om gewoon in de dagelijkse praktijk te kunnen zien hoe ’t ook (en ánders) kan! Voorbeelden ‘spreken’ meer dan duizend woorden. Dat geldt voor het proberen van nieuwe blikopeners én voor het experimenteren met nieuwe manieren van omgaan met anderen of met eigen gevoelens. Dan kunnen die oude veilig bij de vuilnis!


Voetnoten:

1 Dit is precies ook de reden waarom Leanne Payne in haar Pastoral Care Ministries weken zoveel aandacht besteedt aan het afzweren van haat en minachting tegenover vrouwen of mannen in het algemeen (misogynie resp. misandrie). Haat en minachting tegenover de zonde is goed, maar haat en minachting tegenover (een grote groep van) Gods schepselen is niet respectvol tegenover Hem, onze Schepper, en kan ons leven verwoesten. We moeten ’t daarom met wortel en tak uit ons leven verwijderen. Dat zal - zoals Leanne ook vanuit haar jarenlange ervaring zegt - het herstel in ons leven sterk bevorderen.

Om verder te lezen

David Augsburger, Caring Enough to Confront, Marshall Pickering / Herald Press, UK, 1973/1980.

David Augsburger: Caring enough to forgive – true forgiveness; en: Caring enough to not forgive – false forgiveness (uitgave in één band), Regal, USA, 1981 / Herald, Scottdale PA USA.
Van een interview met David Augsburger over vergeving is een Nederlandse vertaling gemaakt.
Zie hierover ook: Ruard Ganzevoort, Klem tussen schuld en vergeving - Rol en recht van het slachtoffer, in: Ruimte voor vergeving, ed. C. Houtman e.a., Kok, Kampen, 1998, p.147-158.

Rita Bennett, Innerlijke genezing voor jezelf en anderen – praktische richtlijnen, Deel 3, Coconut, Almere, 2008; ISBN 978 90 72698 05 6 (vertaling, door Karin Spoelstra en Martin Tensen, van: Making peace with your inner child, Fleming H. Revell, Old Tappan NJ USA / Kingsway, Eastbourne GB, 1987).

Signa Bodishbaugh, Intimiteit: illusie of werkelijkheid – Hoe de leegte in je hart wordt vervuld, Coconut, Almere, 2004; ISBN: 90 80758639 (vertaling, door Martin Tensen, van: Illusions of Intimacy, Journey Press, Mobile, Alabama, USA, 2004).

Henry Cloud, John Townsend, Grenzen – wanneer zeg ik ja, wanneer zeg ik nee, hoe bepaal ik mijn eigen grenzen, uitgave: Koinonia, 1998; ISBN: 90 76193 01 0 (vertaling, door Marionne L. Lufting-Heijna, van: Boundaries - When to say YES, when to say NO, to take control of your life, Zondervan, Grand Rapids Michigan USA, 1992 (Strand Publishing, Sydney, Australia, 1996).

Andrew Comiskey, Kracht in zwakheid, Telos-reeks, Medema, Vaassen, 2004; ISBN 90 6353 435 4; (vertaling van: Strength in Weakness – Healing Sexual and Relational Brokenness, Inter Varsity Press, Downers Grove IL, USA, 2003; ISBN 0-8308-2368-9).

Jerry Cook, Liefde, aanvaarding en vergeving – Hoe de gemeente aan de wereld kan laten zien wat het Lichaam van Christus is, Gideon, Hoornaar, 1982; ISBN 90 6067 215 1 (vertaling, door J.H. Cornelder, van: Love, Acceptance and Forgiveness, Gospel Lit. Int’l, USA, 1981).

Larry Crabb, Verbondenheid, Navigator Boeken / Medema, Driebergen / Vaassen, 1998 (vertaling, door Rob van Stormbroek, van: Connecting – Healing for ourselves and our relationships; a radical vision, Word Publishing, Nashville TN USA, 1997).

Ted W. Engstrom, De kunst van Vriendschap: het opbouwen en onderhouden van duurzame relaties, Gideon, Hoornaar, 1987; ISBN 90 6067 378 6 (vertaling door A. Pellegrom, van: The fine art of friendship: building and maintaining quality relationships, Nelson, Nashville, 1985).

Thomas Gordon, Luisteren naar elkaar – Harmonisch samenleven door een betere communicatie binnen het gezin, Tirion, Baarn NL, 1996; eerder gepubliceerd als: Luisteren naar elkaar – Problemen uitpraten en oplossen in het gezin, De Nederlandse Boekhandel, Antwerpen B / Dekker & Van de Vegt, Nijmegen NL, 1979 (vertaling, door S. Tyberg, van: P.E.T. families: problems, insights and solutions in parent effectiveness training, Effectiveness Training Itnl, Solana Beach USA, 1976/79).

Jane Hansen, Marie Powers, Bestemd voor intimiteit – Gods prachtige blauwdruk voor man en vrouw, Bread of Life, Vlissingen NL, 2000; ISBN 90 75226 27 6 (vertaling door Maria J. Neeteson, van: Fashioned for Intimacy, Regal Books (Gospel Light publ.), Ventura California USA, 1997; ISBN: 0830723218).

Judith Lewis Herman, Trauma en herstel – de gevolgen van geweld van mishandeling thuis tot politiek geweld, Wereldbibliotheek, Amsterdam, 1993; ISBN: 90-284-1653-6; (vertaling van: Trauma and Recovery: From Domestic Abuse to Political Terror, Basic Books (Harper Collins), 1992; Reprint edition, 1993; ISBN 0465087663; Rivers Oram Press/Pandora List edition, 1998; ISBN: 0863584047; 2001 edition: ISBN: 0863584306).

Brennan Manning, Kind aan huis – Verlangen naar intimiteit met God; Navigator Boeken, ISBN: 9076596417 (vertaling van: Abba’s Child – the cry of the heart for intimate belonging, NavPress, Colorado USA, 1994).

Tom Marshall, Betere Relaties - hoe nieuwe relaties groeien en beschadigde relaties hersteld kunnen worden, Shalom Books, Putten. ISBN 90-73895-07-3 (vertaling van: Right Relationships - a Biblical foundation for making and mending relationships, Sovereign World, Chichester, GB, 1989; ISBN 1-85240-034-X). Zie ook: het hoofdstuk over vertrouwen, uit dit boek op de site van Stichting Promise.

Alice Miller, Het drama van het begaafde kind – op zoek naar het ware zelf, Van Holkema en Warendorf - Unieboek, Houten NL, 1981 / 2001 (24ste druk) (vertaling, door Tinke Davids, van: Das drama des begabten Kindes und die Suche nach dem wahren Selbst – eine Um- und Fortschreibung, 1979; ook beschikbaar in het Engels: The Drama of Being a Child: The Search for the True Self, ISBN 1860491014).

Henri J.M. Nouwen, In de naam van Jezus – Over pastoraat in de toekomst, Oase - Lannoo, Tielt B, 1989 (vertaling door Margreet Stelling, van: In the Name of Jesus – reflections on Christian leadership, Crossroad, New York USA, 198x).

Leanne Payne, Herstel van identiteit - door genezend gebed (de Engelse versie heeft als subtitel: De drie grote barrières op de weg naar persoonlijke en geestelijke vervolmaking in Christus), Navigator Boeken, 2000; ISBN: 90 7065695 7 (vertaling door Martin Tensen van: Restoring the christian soul - through healing prayer (Overcoming the three great barriers to personal and spiritual completion in Christ), Crossway Books, Wheaton Ill USA, 1991).

Paul D. Stanley, J. Robert Clinton, Connecting - The mentoring relationships you need to succeed in life, Navpress, Colorado Springs, USA, 1992. ISBN 0-89109-638-8.

Anna A.A. Terruwe, Geef mij je hand - over bevestiging, sleutel van menselijk geluk, De Tijdstroom, Lochem NL, 1972.

Anna A.A. Terruwe, Geloven zonder angst en vrees, Romen, Roermond, 1971.

Anna A.A. Terruwe, De liefde bouwt een woning, J.J. Romen &Zonen, Roermond NL, 1971.

Bruce Thompson, Muren van mijn hart, Gideon, Hoornaar, 1990 (vertaling van: Walls of my heart, Crown Ministries Itnl, USA 1989).
In dit boek geeft Bruce Thompson ons feilloos aan hoe onze oude zelfbeschermingsmechanismen (de oude ‘muren van ons hart’) meestal niet in lijn met Gods aanwijzingen zijn gebouwd. Ze zijn gebouwd op de scheve fundamenten van afwijzing, haat en minachting. De gevolgen zijn dat we lijden en dat we de rottigheid en ’t gif wat we zelf ontvangen hebben ook weer doorgeven aan onze omgeving. We hebben daarom nieuwe muren nodig, die ons goed beschermen én heilzaam zijn voor onszelf en onze omgeving. Dat bereiken we alleen als we ze in lijn met Gods aanwijzingen bouwen. Zie ook mijn artikel: Op de vlucht voor je verleden?, waarin ik het herbouwen van de muren van Jeruzalem onder Ezra en Nehemia als metafoor gebruik voor emotioneel herstel.

Paul Tournier, De weg uit de eenzaamheid, Zomer en Keuning, Wageningen, ongedateerd (vertaling, door R. Bakker, van: De la solitude à la communauté, Delachaux & Niestlé, Neuchâtel / Paris, 1943/1948. Ook beschikbaar in het Engels in een vertaling door John S. Gilmour: Escape from loneliness, W.L. Jenkins / SCM Press, 1962 / Highland Books, Crowborough East Sussex GB, 1983).

John Townsend, Tussen vlucht en verlangen, Coconut, Almere, 2005 (vertaling van: Hiding from Love (We all long to be cared for, but we prevent it by -) - How to change the withdrawal patterns that isolate and imprison you, NavPress, USA, 1991 / Scripture Press, Amersham-on-the-Hill Bucks England, 1992. ISBN 1 872059 68 6).

Ingrid Trobish, De verborgen kracht - Geworteld zijn in de zekerheid van Gods liefde, Kok Voorhoeve, Kampen NL, 1989; ISBN 90 297 0943 X; (vertaling, door Aafje Beijer, van: The Hidden Strength - Rooted in the Security of God’s Love, Here’s Life, San Bernardino, 1988).

Lori A. Varick, Designed for dependency - moving from emotional isolation to intimacy, Emerald Books, Lynnwood Washington USA, 1994.

Sandra D. Wilson, Released from shame - Recovery for adult children of dysfunctional families, (ACDF’s), People Helper Books series (Gary R. Collins, ed.), IVP, Downers Grove Ill USA, 1990.

Sandra D. Wilson, Shame-free parenting - Are you trying to love your children a lot when you don’t like yourself even a little?, IVP, Downers Grove Ill USA, 1992.

Sandra D. Wilson, Counseling Adult Children of Alcoholics, (ACOA’s), Resources for Christian Counseling Vol.21 (ed. Gary Collins), Word Books, Dallas USA, 1989. (specially Ch.9 - Reclaiming the emotions: learning to feel, p.133-148 & Ch.11, Counseling for respectful relationships, p.170-191).

Janet Geringer Woititz, Struggle for Intimacy, Health Communications, Deerfield Beach Florida USA, 1985.


home   of  terug naar de artikelen index

Meer informatie of suggesties

Voor meer informatie, of uw reactie op het bovenstaande, kunt u contact met me opnemen via e-mail: andre.roosma@12accede.nl.

Bedankt voor uw belangstelling!

©  André H. Roosma AHR-roosje, Accede!, Zoetermeer / Soest, 2004-11-20 / 2014-11-25; alle rechten voorbehouden.