Accede!
Ideeën en bemoedigingen voor gewonde helpers verbonden met een heelmakende God

Gewonde genezers

André H. Roosma
updated: 2012-06-24

Een verkorte versie van dit artikel is ook verschenen in:
Promise (een uitgave van de gelijknamige stichting), Jrg.28, nr.3, juli.2012, pp.10-15.

De titel van dit artikel is ontleend aan het motto van deze website – de regel die boven alle artikelen op deze site staat. Bij dat motto heb ik me onder andere laten inspireren door de titel van een boek van Henri Nouwen. Daarover verderop meer. Nu terug naar de titel: Gewonde genezers.
Op ’t eerste gezicht lijkt het wellicht een tegenspraak in zichzelf. In een ziekenhuis heb je genezers en gewonden, maar dat zijn niet dezelfde mensen. Zo hebben we vaak alles netjes ingedeeld, denken we. Iemand die gewond is kan niet zelf een genezer zijn.
Dat beeld passen we op anderen toe, maar vaak ook op onszelf.
patient en arts in ziekenhuis
de ziekenhuisvisie:
slechts 2 soorten mensen:
‘genezers’ en ‘zieken’
We zijn óf gewond, óf genezer. We hebben hulp van anderen nodig, óf we zijn zelf iemand die anderen helpt. Maar alsjeblieft niet allebei tegelijk, dat maakt het maar verwarrend.
Bovendien: hoe kan iemand die zelf nog hulp nodig heeft, nou anderen gaan helpen? Dat is toch vragen om moeilijkheden?1 Hulp of genezing moet je toch zoeken bij iemand die ‘het helemaal heeft’ of...?
In dit artikel wil ik op dit soort vragen ingaan en hoop ik u te laten zien hoe onze visie hierop verstrekkende gevolgen heeft voor onze visie op relaties én onze visie op pastorale hulpverlening.

De ‘ziekenhuisvisie’

De indeling waar ik het hierboven over had: je bent óf gewond óf genezer, noem ik wel de ziekenhuisvisie. Ik wil hier nu iets op inzoomen; er iets beter naar gaan kijken.
Deze ziekenhuisvisie veronderstelt dat er mensen zijn die anderen kunnen helpen maar zelf geen hulp nodig hebben. Ik zet hier een vraagteken bij. Zijn er in deze gebroken wereld mensen die emotioneel gezien anderen niet nodig hebben? Ik betwijfel het sterk. Zoals ik elders duidelijk maak, geloof ik dat we geschapen zijn voor relatie. In relatie is er sprake van wederzijdse afhankelijkheden. Zonder kwetsbaarheid wordt liefde een leeg iets. Als jouw liefde mij geen goed kan doen omdat ik er niet van afhankelijk wil zijn of durf te zijn (of andersom), wat kunnen we dan nog voor elkaar betekenen? Het is juist bij uitstek in onze verwondheid, onze kwetsbaarheid, onze beperking, dat een ander iets voor ons kan betekenen en een relatie kan bloeien.
Anderzijds: hoe verwond en beperkt we ook zijn of lijken, er zijn altijd manieren waarop we iets voor iemand anders kunnen betekenen. De bekende verlamde schrijfster en schilderes Joni Eareckson-Tada schrijft ergens dat ze het een periode erg moeilijk had met haar afhankelijkheid. ’t Leek of zij van iedereen afhankelijk was en niemand van haar. Tot ze ontdekte hoeveel tijd ze had om voor anderen te bidden, hoeveel gelegenheden er waren om met een glimlach iemand gelukkig te maken, et cetera.

De gevolgen hiervan zijn vérstrekkend. Als we ons concentreren op onze verwondheid en onze beperkingen, en anderen zien als mensen die zoveel méér hebben, dan komen we terecht in een slachtoffer-rol: ‘arme ik’. We missen dan de gelegenheden en momenten waarop we – wellicht door iets kleins – zo veel hadden kunnen betekenen voor iemand anders. Al te gemakkelijk gaan we onszelf dan als patiënten zien en ons ook zo gedragen, terwijl we de rest van de wereld gaan zien als doktoren en verpleegsters. We worden dan gemakkelijk -onbewust- hard en eisend tegenover onze omgeving. Maar... was dat niet juist hoe velen van ons gewond geraakt zijn? Doordat anderen alleen aan hun eigen noden en wensen dachten en niet de gevolgen overzagen die hun gedrag voor ons zou hebben? Zó wordt dus veel pijn en trauma doorgegeven, van generatie op generatie, in gezinnen, in kerken en gemeenten, en in andere verbanden.2
Dan maar naar de dokters- of verpleegsters-positie: “ik ben er voor anderen, en zelf heb ik geen noden, zelf ben ik ‘sterk’”? Hoe ervaart u het als iemand u helpt die zo ‘sterk’ is? Ik ervaar dat vaak als ongelijkwaardig – neerbuigend, soms wel. Zelden word ik er echt door opgebeurd of opgebouwd. Dus dat is ook geen alternatief.3

„Als God alleen volmaakte mensen gebruikte,
zou er nooit iets gebeuren.”

Rick Warren,
The Purpose Driven Life (mijn vertaling)

Enkele Bijbelse voorbeelden

Ik moet hierbij denken aan Jezus Zelf. Op een dag was Hij met Zijn discipelen onderweg van Judea naar Galilea. Het was – zoals gewoonlijk in die streken – warm. Als je dan een grote afstand loopt, krijg je dorst. Zo ook Jezus. ’t Was midden op de dag en echt heel heet. Dan naderen ze een stad. Terwijl Zijn discipelen doorlopen naar de stad om daar wat boodschappen te doen; om wat te eten te halen, gaat Hij bij een waterbron buiten de stad al zitten. Er komt een emotioneel en relationeel zeer ‘verwonde’ vrouw aan met een kruik om water te putten. Hij heeft haar zo gigantisch veel te bieden, in termen van heelheid en hoop en toekomst. Maar een van de eerste dingen die Hij zegt is dat Hij dorst heeft terwijl Hij haar vraagt of zij met haar kruik ook voor Hem wat water wil putten. Hij schrikt er niet voor terug om daarmee taboes te doorbreken. Pas verderop in het gesprek laat Hij haar merken Wie Hij is en hoeveel Hij haar te bieden heeft (het hele verhaal vindt u in Joh.4).
Hij gebruikte Zijn eigen reële nood om een verbinding te leggen met deze vrouw. Als gevolg hiervan kwamen die dag veel mensen uit die stad tot geloof in Jezus.
Iets dergelijks deed Hij met een tollenaar – een belastingambtenaar in dienst van de Romeinen – bij wie Hij Zichzelf uitnodigde om te komen eten. Ook daar bleven de gevolgen niet uit: de man veranderde van een oplichter in een weldoener.

Ook als we het geestelijk bekijken, zien we twee aspecten. In 2 Kor.4 heeft Paulus het erover dat we zijn als aarden kruiken – dat is die kwetsbare, menselijke kant. Maar in die kruik, gaat hij verder, hebben we een kostbare schat: Jezus en het nieuwe leven dat Hij ons geeft.
Zó kunnen we ook naar de ander kijken: als een schat in een aarden kruik. Hij of zij heeft (nog) moeite met bepaalde dingen. Hij of zij vertoont (nog) barsten en scherpe of anderszins onaangename kantjes die – net als bij die aarden kruik – al te vaak ontstaan zijn door te harde confrontaties met andere ‘kruiken’. De schat-in-aarden-kruiken visie betekent dat we onze ogen niet hoeven te sluiten voor deze dingen, wetend van onze eigen ‘aarden kruiken’. Maar deze visie betekent ook dat we op zoek gaan naar die schat. We willen kijken, voorbij de aarden kruik, naar dat wat God in die ander gelegd heeft aan gelijkvormigheid met Zijn beeld en gelijkenis. En we willen het goede en het nieuwe leven van Jezus in die ander te voorschijn beminnen4.

Petrus geeft ons een zeer illustratief voorbeeld van wat die ‘schat in aarden kruiken’ betekent. Op een dag gaat hij met Johannes de tempel binnen en ziet daar aan de poort een verlamde man, bedelend om wat geld (zie Hand.3). Petrus kent zijn beperkingen; hij had geen geld. Maar hij weet ook dat God hem en Johannes daar niet voor niets op dat moment bracht. Hij ziet Gods hand in de dingen die gebeuren. Hij staat stil en terwijl hij de verlamde aankijkt begint Petrus te zien wat God op ’t oog had in deze man. En Petrus zegt tegen hem: “Zilver en goud bezit ik niet, maar wat ik heb geef ik u...” En vanuit Gods rijkdom ‘geeft’ hij deze man de mogelijkheid om op te staan: “... in de naam van Jezus Christus, de Nazoreeer: Wandel!”
Hij liet zich niet begrenzen door zijn eigen menselijke beperkingen, noch door die van deze man. Hij stond stil om te zien wat God zag en bood zich gewillig aan God aan om Zijn instrument te zijn – in dit geval voor genezing.

Een ander voorbeeld vind ik bij Paulus. We denken vaak over hem als over een geestelijke krachtpatser. Maar ook Paulus ervoer perioden van ‘druk’ – tegenslagen, mensen die hem alleen lieten, tijden van vervolging zelfs – waarin hij Gods troost hard nodig had. Hij heeft het er in 2 Kor.1 over hoe hij troost van God ontving in de druk waarin hij verkeerde. Deze troost stelde hem in staat om ook anderen weer troosten. Hij kon hen troosten met deze troost, die als het ware door hemzelf heen was gegaan. Door de druk die hij ervaren had, kon hij meevoelen met anderen in hun druk. En doordat hij uiteindelijk ervaren had dat God er was met Zijn troost – ook, of misschien wel: juist in die moeilijke omstandigheden – daardoor wist hij hoe hij anderen kon troosten, namelijk: door Gods troost dóór te geven.

Het ultieme Bijbelse voorbeeld

Terwijl ik dit schrijf is het adventstijd. Dat doet me denken aan hoe het voor de Joden in die tijd was om hun Messias te verwachten. Velen verwachtten een Koning die die akelige Romeinen zou verjagen en alles wél zou maken.
Ook wij zouden vaak graag zien dat God een Jezus had gestuurd die – liefst met veel bombarie – alle rotzooi, alle lijden en alle pijn verjaagd had. Als wij God waren geweest, was Jezus gekomen als een machtige Koning, die wel even ‘stevig’ orde op zaken had gesteld.
Maar wij zijn God niet. En God liet Zijn Zoon Jezus komen als een kwetsbare baby. Hij liet Hem geboren worden als zoon van daklozen in een stal – niet eens in een huis. Binnen korte tijd moesten zijn ouders vluchten om hem in leven te houden. Hij werd het kind van asielzoekers in Egypte. En zo gaat het door. Verwerping, dakloosheid, armoede en veel confrontatie met ziekte waren Zijn deel hier op aarde. Het eindigde in valse beschuldiging, gevolgd door bespuwing, bespotting, geseling, en tenslotte die ergste dood door kruisiging. Daarbij ook nog verlaten door de hemelse Vader, Wiens hart Hij zo trouw was geweest.

Maar dan... dan is er het lege graf. Door de diepte en de verwonding heen baande Hij een weg ten Leven – een weg ook voor ons. Door Zijn striemen werd ons genezing geboden. Om onze zonden was Hij gekruisigd. De straf, die ons de vrede met God de Vader aanbrengt, was op Hem. Hij onderging het meest vreselijke lijden in onze plaats, zodat wij in Hem vrijmoedig naar God toe kunnen gaan.
Tegen die achtergrond lukt het me niet meer om vast te houden dat alle lijden zo snel mogelijk uit ons leven gebannen moet worden. Tegen die achtergrond voel ik me bevoorrecht dat ik, in mijn verwondheid, achter Hem aan mag gaan. Het feit dat Hij in staat bleek het grootste lijden qua betekenis om te keren in de grootste overwinning, geeft me hoop dat diezelfde God ook uit mijn wonden en uit mijn gebrokenheid iets moois kan weven.

Intermezzo: ‘De tirannie van het óf’

In ons westers technocratisch modernisme missen we veel. Eén van de dingen waarvan ik ontdekte dat we die missen is de Hebreeuwse mogelijkheid om (tijdelijk) met twee tegenstrijdige gedachten of gevoelens te leven. Bij ons is het óf A, óf B; óf links, óf rechts, enz. Ik heb iemand dat de ‘de tirannie van het óf’ horen noemen, omdat het ons van het contact met de realiteit van ons mens-zijn berooft.
De Hebreeuwse cultuur kende deze ‘tirannie van het óf’ niet. Ik zie dat bijvoorbeeld in de Psalmen zeer regelmatig. De Psalmist is vol vertrouwen én tegelijkertijd twijfelend of angstig. Neem bijvoorbeeld Psalm 27. David zegt daar vol zekerheid:

JaHUaH (de AANWEZIGE) is mijn licht en mijn heil, voor wie zou ik vrezen? JaHUaH (de AANWEZIGE) is mijns levens veste, voor wie zou ik vervaard zijn? Al legert zich een leger tegen mij, mijn hart vreest niet; al verheft zich een krijg tegen mij, nochtans blijf ik vertrouwen.
Psalm 27: 1, 3 5

En een paar regels verder zien we ook twijfel en verlatingsangst:

Verberg uw aangezicht niet voor mij, wijs uw knecht niet af in toorn, ...; verwerp mij niet en verlaat mij niet, ....
Psalm 27: 9

Waar bij ons vaak ‘de tirannie van het óf’ heerst, zien we dat geloofszekerheid en geloofstwijfel bij David tegelijk kunnen bestaan. Het mooie is, dat hierdoor ook wel duidelijk wordt dat Gods stem in hem uiteindelijk aan het langste eind trok. Reden voor David om de lezer op te roepen niet te snel conclusies te trekken, maar rustig te wachten tot je Gods heil ziet doorbreken (de verzen 13 en 14).
Dat is een boodschap van hoop: er is goed en kwaad, ‘up’ en ‘down’ naast elkaar – ook in ons leven en ook in ons geloofsleven en onze emoties, maar gelukkig, uiteindelijk wint God.

De zegen van onze verwondheid

Henri Nouwen geeft in zijn boek over de gewonde genezer aan dat we onze verwondheid in zekere zin zelfs kunnen omarmen (meer hierover in de bijlage, zie verderop). Dat is niet omdat die verwondheid zelf zo goed is (al is dat wel wat sommige Oosterse godsdiensten en bepaalde astrologen en andere occulte stromingen geloven die de vijandschap tussen God en de tegenstander willen verdoezelen door te zeggen dat alles goed én kwaad is). Emotioneel-geestelijke verwondheid, gebrokenheid en de trauma’s die daaraan ten grondslag liggen zijn geen uitvinding van een goede God!

"Door wat ons overkomt is ons leven niet minder betekenisvol, maar juist met meer betekenissen geladen."


Hoezo kunnen we dan toch blij zijn met onze verwondheid? Enkele van de Bijbelse voorbeelden die ik hierboven gaf, geven aan dat onze verwondheid ons meer ontvankelijk kan maken voor God en voor het ontvangen van hulp van onze naaste. Juist in onze gebrokenheid kan God Zijn heil – Zijn heling – openbaren! In die kwetsbaarheid kunnen we ook elkaar als mens vinden, zonder prestatie als basis, en dus met minder vrees om wederzijds meer van ons echte zelf te laten zien.
Hieraan danken veel van de Psalmen ook hun populariteit: ze laten kwetsbare mensen zien waar we onszelf in kunnen herkennen.
Nouwen geeft een uitgebreid voorbeeld van een jonge theologiestudent (a.s. predikant) die op bezoek gaat bij een boer in het ziekenhuis. De boer was eenzaam en voelde zich verloren in een wereld vol medische techniek die hij niet kende. De student was hier meer mee vertrouwd en was vooral intellectueel sterk. Nouwen geeft dan aan hoe de geleerdheid en vertrouwdheid van de student met de medische techniek de afstand tussen deze beide in zekere zin in stand hield, en de boer daardoor eenzaam bleef. Hij geeft ook aan hoe een grotere bewustheid van eigen onvermogen en eigen eenzaamheid de student dichter bij deze boer had kunnen brengen. (Impliciet las ik hier hoe Nouwen zijn eigen eenzaamheid gebruikte om zich in te kunnen leven in en te kunnen verbinden met zijn ‘gebroken’ naaste.) Gecombineerd met zijn geloof in de God Die er is – in leven en in sterven – had hij de boer veel hoop kunnen bieden.

"Ongeacht de specifieke traumatische gebeurtenis die iemand ervaren kan hebben in zijn/haar leven, zij het kanker, misbruik, of natuurramp, de mensen die het beste de ervaring overleven zijn degenen die een manier vinden om uit te reiken om andere slachtoffers te helpen."
Thomas R. McClaskey,
The Other Victims’, The American Academy of Experts in Traumatic Stress, 1999.

Hoeveel warmer en menselijker is de visie die ik hier weergeef ten opzichte van de ziekenhuisvisie, waarin de ‘doktoren’ de ‘patiënten’ continu de maat nemen. In het ziekenhuis model is dat ook nodig, om continu vast te stellen wie ‘patiënt’ en wie ‘medisch personeel’ is.
In het Bijbelse model is hiertoe geen enkele aanleiding. Jezus gaf aan dat God hier de verantwoordelijkheid op Zich neemt, bijvoorbeeld toen een discipel vroeg: “en hij dan?” en Jezus ondubbelzinnig zei: “Indien Ik wil, dat hij blijft, totdat Ik kom, wat gaat het u aan? Volg gij Mij” (vergelijk Paulus’ woorden: “of hij staat of valt, gaat zijn eigen Heer aan” – Romeinen 14:4 en 1 Korinthe 2:15; 4:3-5). Wij zijn er niet om elkaar te beoordelen, maar om elkaar te helpen, te ondersteunen en te bemoedigen. Door anderen de maat te nemen, stellen we ons boven hen op en kunnen we grote fouten maken (Prediker 9:15 geeft hier een duidelijk voorbeeld van).

Gewondheid en volwassenheid

De vorige alinea’s brengen me op een ander aspect van het ‘gewonde genezer zijn’ waar ik uw aandacht op wil vestigen. Dat is wat het besef van onze eigen verwondheid en beperktheid met ons doet in ons genezer-zijn; in onze bediening. Paulus spreekt in dit verband wel over ‘een doorn in het vlees’ die, zei hij, ‘mij gegeven is opdat ik me niet te zeer zou verheffen’.
Besef van onze eigen verwondheid en beperktheid houdt ons nederig. Het helpt ons ons te realiseren: “Ook ik heb Gods genade én de liefde en zorg van m’n broeders en zusters hard nodig!”
In de geschiedenis van Israël en de kerkgeschiedenis zien we wat er gebeurt als dit wegvalt; als er leiders zijn die denken dat zij boven dit soort ‘afhankelijkheid’ staan. Ze worden hoogmoedig en drijven af van God.
Het omgekeerde van dit laatste las ik in een web-artikel van David Kyle Foster van Mastering Life Ministries (mijn vrije vertaling):

... we zien een verbazingwekkend fenomeen in de gemeente van nu. We zien overal "gewonde genezers" – mensen die de diepten van zonde en verwondheid ervaren hebben, door God gebruikt worden om andere gewonde mensen geestelijk te helpen en de rest van de kudde te instrueren hoe ze op een gevoelige manier zelf zo’n bediening kunnen uitvoeren. Ze hebben zich niet een plaats ‘verdiend’ als priesters in Gods heilige tempel, zoals de ‘professionele geestelijken’. Ze zijn onwaardig, en weten dat vanuit het diepst van hun hart. Ze zijn uiterst afhankelijk van God en weten dat – en het is door zulke mensen dat God in staat is om in deze laatste dagen heerlijke kracht uit te gieten, om de ketenen te verbreken van de tegenstander die een hele generatie tot slaven had gemaakt.

Geestelijk volwassen-worden heeft, zo blijkt, niet zo zeer te maken met ‘denken dat je er al bent’, maar meer met ‘je realiseren dat je er nog niet bent’; dat je ‘nog onderweg bent’ (vgl. Fil.3:12-13). Acceptatie van wie we zijn, met onze sterke én onze zwakke kanten; ja: mét onze onvolmaaktheid, maar ook met de kracht van Jezus, God-met-ons, in ons, dáár gaat ’t om!
Dan kunnen we toestaan dat er een balans komt in het geven en ontvangen. We krijgen vrijmoedigheid voor beide. Je kunt dus ook zeggen: volwassen worden heeft te maken met vrijmoedig worden als een kind van een buitengewoon liefdevolle vader. Een kind dat niet aarzelt om iets van zijn vader te vragen én niet aarzelt om vader een helpende hand te bieden waar hij of zij dat kan.
Een dergelijke zelfacceptatie betekent dat je in zekere zin tot rust bent gekomen. Je hebt een veilig plekje gevonden, bij je hemelse Vader. Vanuit zo’n plekje kun je vrijmoedig toelaten dat je je bedrukt voelt en anderen jou troosten én kun je vrijmoedig die ander troosten. Je kunt toelaten dat jij iets niet kunt en er blij de hulp van een broer of zus voor accepteren én zonder neerbuigendheid die broer of zus helpen in zijn of haar moeilijke dingen. Je ‘broers en zussen’ en andere medemensen zijn niet ‘ouder’ (jou altijd helpend) of ‘jonger’ (op jouw hulp aangewezen), maar ‘ongeveer even oud’ – je helpt elkaar!6 Je bent samen onderweg!

Zo’n veilig plekje, zo’n vorm van ‘samen onderweg-zijn’,
wens ik ook u van harte toe!


Voetnoten:

1 Natuurlijk zijn er situaties waarin emotioneel-relationele verwondheid de mogelijkheden om anderen op een goede wijze te helpen, in de weg kunnen staan. Dit is bijvoorbeeld het geval als we onze verwondheid nog niet onder ogen durven te zien, maar onbewust liever projecteren op anderen. Je ziet dan wel het beeld van degene die zelf de bevestiging nodig heeft van voor anderen nodig te zijn (‘the need to be needed’). Of denk aan emotionele over-afhankelijkheid, waar mensen anderen manipuleren om voor hen te zorgen door – vaak op een ongezonde manier – voor die ander te zorgen. Hierover gaat dit artikel niet.
Voorblad van: Schapen in wolfskleren

Als u hierover meer wilt leren, kan ik u aanraden één van de volgende boeken te lezen:
Valerie J. McIntyre, Schapen in Wolfskleren – Genezing voor relaties die door onbewuste ‘overdracht’ kapotgaan, Navigator Boeken, 2003; ISBN 90-76596-336; (vertaling, door Martin Tensen, van: Sheep in Wolves’ Clothes – How unseen need destroys friendship and community and what to do about it, Pastoral Care Ministries / Hamewith Books - Baker Book House, Grand Rapids MI USA, 1996/1999).
Nancy Groom, Van moeten naar mogen – Herstel van relaties: van gebondenheid naar verbondenheid, Navigator Boeken / Novapress, Driebergen NL, 2000; ISBN 90-70656-79-5 / 90-6318-239-2; (vertaling door Marionne L. Lufting-Heijna, van: From bondage to bonding, escaping codependency, embracing Biblical love, Navpress, Colorado Springs, USA, 1991)
2
2009-05-01
Deze samenhang van slachtofferschap en -daardoor- daderschap heeft Stephen B. Karpman bestudeerd en weergegeven in wat wel de ‘drama driehoek’ wordt genoemd. Zie het artikel ‘Lastige emoties, sociaal-psychologische ‘spelletjes’ en de drama driehoek van Karpman’, hier op deze website.
3 Ik heb ervan genoten, te zien hoe ‘Patch’ Adams (gespeeld door Robin Williams) in de gelijknamige film de afstandelijke hooghartigheid van sommige medici en psychiaters doorbreekt en met een flinke dosis humor en respect als arts in opleiding op gelijk niveau komt met de patiënten – daarmee die patiënten hun waardigheid teruggevend, wat natuurlijk intensief meewerkt aan hun herstel. Vanuit die andere houding van gelijkwaardigheid en respect ontwikkelt hij de visie om een klein ziekenhuis te stichten waar mensen elkaar kunnen helpen.
(Uit het initiatief van de werkelijke ‘Patch’ Adams is o.m. de Cliniclowns-beweging voortgekomen.)
Verder is het zó, dat ook Jezus zelf fel van leer trekt tegen de religieuze leiders van Zijn tijd, die de ziekenhuis-visie voor stonden. Voor Jezus staan we allen gelijk. Jezus zei hierover letterlijk (Mattheus 23:8-11):
„U zult u niet rabbi laten noemen; want Eén is uw Meester en u bent allen broeders. En u zult op aarde niemand uw vader noemen, want Eén is uw Vader, Hij, Die in de hemelen is. Laat u ook geen leidslieden noemen, want Eén is uw Leidsman, de Christus. Maar wie de grootste onder u is, zal uw dienaar zijn.”
4
Voorblad van: Verbondenheid
Dit aspect wordt uitgebreid uitgewerkt in het boek van Larry Crabb: Verbondenheid, Navigator Boeken / Medema, Driebergen / Vaassen, 1998; (vertaling, door Rob van Stormbroek, van: Connecting – Healing for ourselves and our relationships; a radical vision, Word Publishing, Nashville Tennessee USA, 1997).

Zie ook:
C.G. Geluk en R. Schoonhoven, Helen door te delen – een aanzet tot psycho-pastorale hulpverlening, Boekencentrum, Zoetermeer, 1999; ISBN 90 2390 387 0.
Larry Crabb & Dan Allender, Bemoedigen doet goed – De pastorale opdracht van de gemeente, Navigator Boeken, Driebergen NL, 1995; ISBN: 90 7065 665 5 (vertaling, door Evert W. van der Poll, van: Encouragement, the key to caring, Zondervan Grand Rapids MI USA, 1984).
Andrew Comiskey, Kracht in zwakheid, Telos-reeks, Medema, Vaassen, 2004; ISBN 90 6353 435 4; (vertaling van: Strength in Weakness – Healing Sexual and Relational Brokenness, Inter Varsity Press, Downers Grove IL, USA, 2003; ISBN 0 8308 2368 9).
5
2008-08-14 aangepast: 2011-06-03
Wat betreft het gebruik van de Naam van God in dit artikel het volgende: De originele Hebreeuwse Naam van God zo die in de geciteerde Bijbelgedeelten voorkomt, is: יהוה = JaHUaH (IAUA met U uitgesproken als oe); vaak -ten onrechte- getranslitereerd als ‘JHWH’ of ‘Jahweh’). De Joodse schriftgeleerden vonden deze Godsnaam heilig en waren bang dat iemand per ongeluk het gebod zou overtreden en Gods Naam ijdel zou gebruiken. Daarom voerden ze de regel in, deze Godsnaam maar helemaal niet meer te gebruiken, en overal waar ‘JaHUaH’ stond, ‘Adonai’ = ‘Heer/Meester’ te lezen (of te spreken over ‘De Naam’). De vertalers van een aantal Bijbelvertalingen namen dit gebruik over. In onze tijd heeft het woord ‘Heer’ echter zijn betekenis van iemand tegen wie je met enorm veel respect opziet, totaal verloren. Elke mannelijke persoon wordt aangeschreven als ‘de Heer ...’. Daarom zocht ik om een beter alternatief.
God Zelf vroeg Hem bij Zijn heerlijke Naam JaHUaH te noemen – een Naam Die - als men Hem wil vertalen - het beste vertaald kan worden met ‘De Aanwezige’, of: ‘Hij Die erbij is’, waarbij het ‘is’, naast het heden, ook verleden: ‘was’, en toekomst: ‘zal zijn’, insluit. Ook omvat de glorierijke Naam JaHUaH de connotatie ‘Hij Die leven geeft in veilige verbondenheid en vreugdevolle aanbidding’. Om te benadrukken dat we het over de hoogste God hebben, en niet over een willekeurige persoon, heb ik de Naam hier vet, cursief en met vier hoofdletters gespeld: JaHUaH (of AANWEZIGE), zoals de StatenVertaling ook HEERE in hoofdletters spelde.
Voor meer achtergronden over de glorierijke Naam JaHUaH zie: ‘De heilige Naam van de God Die er was, Die er is, en Die er zijn zal.pdf document, web-artikel op www.Hallelu-JaH.nl, juli 2009. Een zeer uitgebreide studie (ca. 90 p.) over wie God is, Zijn heerlijke Naam en de belofte die in Zijn Naam gegeven is: dat Hij met ons wil zijn.
In het artikel HáJáH – Een van de zeven hoofdwoorden, op de site van de Hebreeuwse Volksschool, wordt voorgesteld als vertaling: ‘De altijd en alom Aanwezige’ (om het feit dat het Hebreeuwse ‘JaHUaH’ de verleden tijd en toekomst insluit). Ik vind dat dit ook in de AANWEZIGE (Hij, Die altijd Aanwezig was, is en zal zijn) voldoende het geval is en kies daarom voor deze vertaling (één woord voor één woord in plaats van een langere omschrijving). Bij de samenstelling van de NBV is dit alternatief ook door veel Bijbelgetrouwe theologen genoemd.
6 Merk op dat dit ook aansluit bij een Bijbelse visie op gemeente-zijn. De Bijbel gebruikt hier wel metaforen als die van het lichaam, waar verschillende lichaamsdelen elk een functie hebben en zó elkaar aanvullen, zonder dat het ene lichaamsdeel daardoor boven het andere staat.
Voorblad van: Joseph Pieper’s: On Hope

Het onderweg-zijn zoals dat in deze alinea naar voren komt, wordt diepgaand behandeld in het boek over de hoop van de Duitse theoloog Josef Pieper (Über die Hoffnung, Kösel, München 1935 / 1977; ISBN: 3466401186; voorzover mij bekend helaas niet in het Nederlands verkrijgbaar; wel in Engelse vertaling: On Hope, Ignatius Press, 1986; ISBN: 0898700671; John Fawcett van Pastoral Care Ministries heeft de kernpunten uit dit boek goed samengevat en ergens op het web vond ik Pieper on hope – een hoofdstukje over de hoop, uit een ander boek van Pieper). Pieper heeft het over de ‘status viatoris’ – het onderweg zijn als een pelgrim. Niet hopeloos blijvend waar we waren én nog niet op de eindbestemming aangekomen. Doordat we een goed zicht op de rijke metafoor van de pelgrimage verloren hebben, zegt hij, bekijken we problemen vaak door een verkeerde bril en missen we een stuk realiteit. In mijn woorden: De existentialist verstaat wel iets van het ‘onderweg zijn’, maar mist het einddoel van de pelgrimage, de idealist is geobsedeerd door het doel en mist een stuk van de realiteit van de weg, en de pessimist of nihilist gaat nooit op weg. Nog weer anders gezegd: We hebben als geschapen mensen een groots beeld van onszelf nodig (de schat in de kruik) om op weg te gaan naar het doel én een nederig beeld (de aarden kruik) om ons te realiseren dat we er nog niet zijn. ‘Hoop’ omvat die twee.

Op deze manier – ons onze eigen beperkingen én Gods grootheid realiserend – kunnen we ook vragen dat God Zijn zekerheid door ons heen aan de ander doorgeeft, in plaats van dat we onze verwondheid onbewust (!) doorgeven. Als we onze beperkingen niet zien en niet door God laten overheersen door Zijn goedheid en zuiverheid, zullen we onbewust die beperkingen en pijn doorgeven. Een van de mechanismen is non-verbaal: door ons lichaamshouding en gezichtsuitdrukking geven we onze gevoelens en diepere levens visie onbewust door. Zie hiervoor bijvoorbeeld: Babette Rothschild, ‘Spiegel, spiegel - Onze hersenen zijn voorbedraad voor empathie’, Psychotherapy Networker, Sept./Oct. 2004.


Bijlage: Henri Nouwen’s boek: De gewonde genezer

Wegens de belangrijke boodschap die er in zit, geef ik hier mijn
Voorblad van: The Wounded Healer
samenvatting van een Engelstalig boek over de ‘gewonde genezer’:
Henri J.M. Nouwen, The Wounded Healer – ministry in contemporary society (De gewonde genezer – pastoraat in de huidige maatschappij), Doubleday, New York USA, 1972 (Reissue edition: Image Books, 1979); ISBN 0 385 14803 8.

Dit heerlijke boek bestaat uit vier hoofdstukken, waarin Henri Nouwen vier gezichtspunten weergeeft op de rol van een pastorale bediening in deze wereld, vier gezichtspunten die toch ook weer één zijn.

In hoofdstuk 1: Pastoraat in een losgeslagen wereld, beschrijft Nouwen wat hij noemt de nucleaire mens, gekarakteriseerd door een afwezigheid van historische verbindingen, door een gefragmenteerde ideologie en een zoeken naar onsterfelijkheid. Dit concept komt dicht bij mijn concept van de individualistische, post-moderne, sociaal constructionistische mens. Een van de problemen van de nucleaire mens ziet hij (met Lifton) als zijn verloren besef van onsterfelijkheid. Hij beschrijft drie wegen naar bevrijding die deze mens kan verkennen – de mystieke weg, de revolutionaire weg en de christelijke weg. In de laatste staat het herstel van de verbroken verbinding met het verleden en met de toekomst centraal. Een herstel dat mogelijk is door Christus. Zoals blijkt uit het leven van Jezus omvat de christelijke weg de revolutionaire en de mystieke weg.

In hoofdtuk 2: Pastoraat voor een ontwortelde generatie, beschrijft hij de generatie van morgen als in zichzelf gericht, vaderloos en stuiptrekkend. Van daaruit beschrijft hij de leider of hulpverlener van morgen als iemand die innerlijke gebeurtenissen onder woorden kan brengen (door zijn eigen ervaringen onder woorden te brengen kan hij ook anderen begrijpen en helpen, o.a. door hen te helpen Gods werk in zichzelf te herkennen), als iemand die mee kan leven met anderen (als een basis voor zijn gezag) en als een beschouwelijk mens – een man of vrouw van diep gebed.

Hoofdstuk 3: Pastoraat voor een hopeloze mens, is gebaseerd op een gesprek tussen een eenzame boer in een ziekenhuis en een theologie-student die hem twee keer bezoekt voor de boer tijdens een operatie sterft. Nouwen analyseert de vrees voor de dood van de ongetrouwde, hardwerkende boer en zijn wanhoop in het leven en in de vreemde en onpersoonlijke omgeving van het ziekenhuis. Hij gaat dan in op de vraag hoe de jonge predikant de boer geleid zou kunnen hebben naar een nieuw ‘morgen’. Daar van uit leidt hij principes af over christelijk pastoraat en leiderschap. Voorname karakteristieken van een effectieve pastor zijn dat hij vervuld is met persoonlijke zorg, dat hij de eenzame boer een idee zou hebben gegeven dat er iemand op hem wachtte – hetzij in het leven, hetzij in de dood. Iemand met geloof in de betekenis van het leven die deze man hoop gegeven zou hebben. Essentieel voor zo’n bediening is dat de weg ergens uit juist inhoudt dat je er in stapt; dat je alleen verlichting vindt door juist in gemeenschap te treden met het menselijk lijden. Nouwen zegt hierbij zoiets als: "... elke christen wordt continu uitgenodigd om de angst van zijn naaste te overwinnen door er met hem in te stappen, en in de gemeenschap van het lijden de weg van de vrijheid te vinden".

Hoofdstuk 4: Pastoraat door een eenzame pastor, doet volledig recht aan de titel van het boek. Hier spreekt Nouwen vanuit (zijn eigen ervaring met) de eenzaamheid – zowel persoonlijk als in de bediening (willen helpen, maar vaak buiten spel gezet worden) – en hoe dit niet iets is dat vermeden moet worden maar iets waardoor we een genezende pastoraal werker kunnen worden. Er moet "een constante bereidheid zijn om je eigen pijn en lijden te zien als voortkomend uit de diepte van de menselijke situatie waarin alle mensen delen". Woorden zoals zorg en medeleven, begrip, vergeving en gemeenschap worden samengevat in Nouwen’s concept van gastvrijheid. Het verlangt dat we ons kunnen concentreren op wat er werkelijk gaande is diep binnenin ons (in plaats van er snel aan voorbij te gaan), en dat we een ander in de realiteit kunnen binnenleiden en weg van illusies. Het gaat niet over het verlichten van pijn. "Wederzijdse belijdenis (van schuld en pijn) wordt dan een wederzijdse verdieping van hoop en het delen van zwakheid wordt een iedereen en alles herinneren aan de komende kracht". "De Meester komt – niet morgen een keer, maar vandaag, niet volgend jaar, maar dit jaar, niet nadat alle misère voorbij is, maar er midden in, ..."

Persoonlijke ervaring
De titel van dit boek zweefde al een lange tijd in m’n gedachten, voor ik het volledig las. Doordat ik dit boek las, was het of God me opnieuw verbond met de realiteit dat Hij er is in het lijden. Niet nadat onze wonden genezen zijn worden we nuttig in Gods handen; maar in en door het ervaren van onze wonden. Ik moest ook denken aan de woorden van Paulus: "als ik zwak ben, ben ik machtig" en zijn woorden over de schat in aarden vaten en over hoe hij beefde en vreesachtig was toen hij de eerste keer voor de Corinthiërs sprak – terwijl de Geest van God machtig door hem heen werkte.
Tussendoor las ik in Téo van der Weele’s Vrede doet bloeien (From Shame to Peace, p.56) hoe hij ook ervoer dat God hem gebruikte door zijn eigen ‘zwakheid’ heen en hoe God iets moois te voorschijn liet komen uit zijn trauma. Het was alsof God hierover echt duidelijk wilde zijn tegen me.
Het beste wat we kunnen doen is God niet ervan weerhouden onze wonden aan te raken – zelfs als dat weer pijn doet. Dit maakte me weer enthousiast om kwetsbaar te zijn, bereikbaar en daardoor ook beschikbaar voor God, om weer te leren Hem meer te vertrouwen. Hem toe te staan om mijn eenzaamheid en ook mijn ‘dalen’ anders te bezien; meer als bruikbare instrumenten in Zijn handen. En zó genezing, herstel en verlichting aan anderen te kunnen bieden.

Zie hierbij ook:

Téo van der Weele, "Gewond of Gezond?", Opwekking Magazine, Nr. 348, September 1992, p.17.

Andrew Comiskey, Fathering and Being Fathered en Risen with Christ, Our Wounds yet Visible.

Aída Besançon Spencer & William David Spencer, Joy through the night – Biblical resources for suffering people, Inter Varsity Press, Downers Grove, Illinois, 1994; ISBN 0 8308 1345 4.

Voor meer achtergrondinformatie over het concept van de gewonde genezer, o.a. hoe het voorkomt in de oude geschiedenis, en literatuurverwijzingen, zie mijn Engelstalige artikel over dit onderwerp.


home  of  terug naar de artikelen index

Meer informatie of suggesties

Voor meer informatie, of uw reactie op het bovenstaande, kunt u contact met me opnemen via e-mail: andre.roosma@12accede.nl.

Bedankt voor uw belangstelling!

© André H. Roosma , Accede!, Zoetermeer/Soest, 2003-11-30 / 2020-05-22; alle rechten voorbehouden.