![]() |
Ideeën en bemoedigingen voor gewonde helpers
verbonden met een heelmakende God |
Kernpunten uit Josef Pieper's boek over de Hoop |
Vertaling van een transcriptie van een lezing van John Fawcett tijdens de
Twin Cities Pastoral Care Ministries school, Oktober 2000.
De originele
Engelstalige versie hiervan is ooit gepubliceerd op de internationale website van P.C.M..
Leanne Payne heeft gesproken over deugden. Een van de belangrijkste deugden die we - naar ik denk - allemaal van deze conferentie mee naar huis zouden moeten nemen, is de hoop.
Leanne heeft Pieper's boek over de vier belangrijkste deugden genoemd. Er is nog een werk van Pieper dat ingaat op de theologische deugden van geloof, hoop en liefde. Ik wil hier kort iets zeggen over het concept van de hoop. In het evangelisch geloofs-onderwijs, waar velen van ons in grootgebracht zijn, is er niet veel aandacht besteed aan de hoop. Hoop leek een verwachting van iets dat in de verre toekomst zou gebeuren, in de zogenoemde eindtijd, wanneer we in de hemel zullen zijn, in de toestand van de eeuwigheid. Daar zouden we uiteindelijk allemaal "genezen" zijn, maar er was niet een besef dat dit leven gaat over een reis naar die heelheid toe, een vooruitgang in wording.
In zijn boek over de hoop definiëert Pieper het leven als gekarakteriseerd door een mate van 'nog niet af' zijn, als een toestand van "onderweg zijn". Het is een toestand van onderweg zijn, op reis naar vervulling, nog niet af, en juist daarom biedt het leven onderweg mogelijk valkuilen en omleidingen. Omdat dit zo is, kunnen we niet eenvoudigweg ons neerleggen en zeggen: "mijnerzijds is er geen inspanning nodig in dit proces van heiliging want alles is al gedaan; ik ben compleet, ik ben al gearriveerd." Integendeel, de apostel Paulus zegt: "Ik heb het nog niet bereikt. Daarom doe ik keihard m'n best om te jagen naar datgene wat God me geroepen heeft te doen." Er is dus in de Schrift het besef dat heiliging een ontwikkelingsproces is; een proces is dat nog niet af is.
Pieper identificeert twee gevaren, twee potentiële vijanden van de hoop. Beide zullen hoop om zeep helpen door het "onderweg zijn" te elimineren. De eerste is een premature vaststelling dat je niet bestemd bent voor vervulling. Het is het vooropgezette idee, of wat Pieper noemt: de "anticipatie", van niet-vervulling. Wat hij bedoelt met anticipatie is niet een verwachting van, of een vooruitzien naar, niet-vervulling, maar anticipatie in de zin van een voorbarige conclusie. Als je een deur voor me open doet en dan voor me gaat, heb je geanticipeerd dat ik nog niet zou gaan lopen, door eerst te gaan. Dat is de betekenis van het woord "anticipatie" in Pieper's teksten. Pieper definiëert dit als "wanhoop" - een anticipatie van niet-vervulling, gemaakt op het niveau van de wil. Het is niet eenvoudigweg een kwestie van onze gevoelens, maar het is een beslissing die we gemaakt hebben, wellicht onbewust, maar toch een waar we verantwoordelijkheid voor moeten nemen. Vaak klinkt het ongeveer zo: "Het maakt niet uit wat ik ook doe. Niets wat ik probeer zal ooit slagen; er verandert nooit wat."
Het verraderlijke kwade in deze stellingname is dat het niet alleen een conclusie is over onze natuur als persoon, gemaakt naar het beeld van God, maar ook een conclusie over het karakter van God. Het is, in feite, tegen God zeggen dat Hij de dingen zó bedacht heeft, dat je wel moet wanhopen ten aanzien van het worden wie Hij je geroepen heeft te zijn. Het is gewoon niet mogelijk die persoon te zijn, en jij weet 't beter dan Hij. Er zit een grote mate van trots in dat soort denken. Daarnaast is het heel verleidelijk voor mensen die veel geleden hebben, om te geloven dat de omstandigheden van het leven zo tegen hen hebben samengespannen dat ze eenvoudigweg wel moeten berusten in het kwaad dat over hen is gekomen. Bijvoorbeeld: "Als mijn ouders me niet liefhadden, moet ik wel geen liefde waard zijn. Ik geef daarom mijn pogingen op, om een leven te leven dat vol is van zelfrespect en waardigheid." Als zo'n geloof aanwezig is, is het nodig om tot berouw te komen en je af te keren van die wanhoop, omdat die wanhoop een vorm is van je afkeren van de hoge roeping die God voor je heeft.
De deugd die deze hoop in ons begeleidt is grootmoedigheid, het potentiëel en het streven van de ziel naar grote dingen Het is niet grootsheid; het is niet een onrealistische inschatting over wat je kunt doen, maar het is een goede inschatting van de roeping die God je te kennen heeft gegeven om te waarderen en om grote dingen met Hem op te pakken.
Welnu, de andere vijand van de hoop is de anticipatie van vervulling; de vorm van aanmatiging die zegt: "ik hoef me niet in te spannen, want ik ben oké zoals ik al ben", of, "de manier waarop die vervulling tot me gaat komen is door een magische bliksemflits die me ontheffing geeft van elke noodzaak tot morele inspanning mijnerzijds." Met andere woorden, "ik hoop dat God me zal veranderen, maar Hij zal het doen, en als het niet tot stand komt, wel, dat zal dan wel zijn omdat God niets gedaan heeft, hè?! Daarom kan ik passief achterover leunen." Die houding vernietigt ook de aard van onze reis, onze noodzaak door te gaan in volharding in de richting van het worden. Er is geen behoefte aan hoop op vervulling als je gelooft dat het al in je bezit is. We zien dus, dat aanmatiging en wanhoop (vertwijfeling) de twee vijanden zijn die de hoop vernietigen.
Een deel van wat ons ankert aan zowel de beperkingen als de grootheid van onze roeping is de deugd van nederigheid. Nederigheid leert ons dat we nog niet volmaakt zijn, dat we beperkt zijn, en dat we afhankelijk zijn van Gods genade voor elke vooruitgang die we zullen boeken. Grootmoedigheid leert ons dat we geroepen zijn tot grootheid en dat we geen genoegen moeten nemen met minder dan wat God genoemd heeft en waar Hij ons toe geroepen heeft. Nederigheid en grootmoedigheid zijn dus de twee deugden die hoop begeleiden en ondersteunen. Wanhoop en aanmatiging zijn de twee vijanden die hoop vernietigen.
Als je deze zonden in je ziel ziet, hoeft je bekering er niet een te zijn waarbij je huilend op de vloer valt. Het kan eenvoudigweg een omkeren zijn van je mentale perspectief en van je wil om de juiste ordening te begrijpen over de manier waarop God ons gemaakt heeft om dit leven te leven.
Een van de dingen waarvan ik me moest bekeren was een wanhoop die ik heel vroeg al oppakte - waarschijnlijk al in de baarmoeder - dat ik op een of andere manier niet de man kon worden die God me bedoeld en geroepen had te zijn. Toen ik me realiseerde dat ik me moest bekeren, zag ik die wanhoop als een zwart koord uit me komen, een zwart koord dat zich om m'n hart had gewikkeld. Toen ik het aan de Heer gaf, nam ik het besluit om mijn denken te veranderen op een belangrijk gebied: het geloof dat de omstandigheden van mijn leven bedoeld waren om me te verpletteren, en dat ik daardoor het recht had om bitter te zijn, te klagen en bits te doen. Toen ik me realiseerde dat God moeilijkheden in mijn leven toegestaan had, niet om te te verpletteren, maar met het doel me de kans te geven iemand met karakter te worden, toen koos ik ervoor om deze realiteit te omarmen als de weg tot deugd.
Als je dus komt voor het gebed om genezing van herinneringen, kan de Heer Zijn vinger leggen op wanhoop of aanmatiging in je ziel. Geef Hem die, en je zult een vernieuwde kracht tot verandering in je leven ervaren.
![]() |
Naar aanleiding van het boek:
Josef Pieper (with Victoria H. Lane - illustrator, Mary F. McCarthy -
translator), On Hope, Ignatius Press, 1986; ISBN: 0898700671
(vertaling van: Über die Hoffnung,
Kösel / Hegner, Leipzig, 1949; recente heruitgave: Johannes,
Einsiedeln, 2006; ISBN 3894113944 / 978 3 89411 394 0).
Zie ook:
Hope: Anchoring Your Heart to a Sure and Certain Future, by
David W. Henderson, Discipleship Jl, Issue 114, Nov/Dec 1999.
home | ![]() | of terug naar de artikelen index |
Voor meer informatie, of uw reactie op het bovenstaande, kunt u contact met me opnemen via e-mail: andre.roosma@12accede.nl.