Accede!
Ideeën en bemoedigingen voor gewonde helpers verbonden met een heelmakende God

(/ English version)

Het modernisme en de vrienden van Job

André H. Roosma
updated: 2020-06-20

Onlangs - ik schrijf dit in maart 2004 - hoorde ik op de radio een preek over de raadgevingen die Job van z’n vrienden kreeg toen hij in de puree zat.1 Ik vond dat een prachtige illustratie van iets waar ik al lang over wilde schrijven.
Dat ‘iets’ betreft het modernisme en het postmodernisme. Maar voor ik daarover van wal steek, eerst dus even ’n stukje over die vrienden van Job.

De vrienden van Job

Wat is de situatie? De tegenstander van God klaagt tegenover God. Dat is z’n aard. Klagen en aan-klagen. Van Job zegt hij zoiets als: „Ja, geen wonder dat hij U dient, U maakt het hem ook wel heel gemakkelijk en comfortabel: een fijn gezin, een mooi huis, en ook verder materieel alles wat zijn hartje begeert! Geen wonder dat hij tevreden is! Maar als hem wat van die zaken afgenomen zouden worden, wedden dat hij U verlaat?”
God neemt de uitdaging aan, want Hij weet uit welk hout Job gesneden is. God weet dat Job niet van plan is om Hem te verloochenen. Het resultaat is dat de tegenstander hem stukje bij beetje alles afneemt. Ten slotte zit Job onder de blote hemel, z’n gezin dood, z’n huis verwoest, z’n gezondheid aangetast.
Dan beklaagt hij zich tegenover God - hij vindt het niet eerlijk, wat er allemaal gebeurd is.
In de hoofdstukken 4 en 5 van het boek Job komt dan een vriend van hem aan het woord: de Temaniet Elifaz. Die zegt zoiets als: „Ja, Job, je kunt je nu wel beklagen bij God, maar God is God en Hij is liefde, dus je zult ’t toch wel aan jezelf te danken hebben. Je bent het je misschien niet zo bewust, maar je zult toch wel iets misdaan hebben, dat God je op deze wijze corrigeert.”
In feite was Elifaz’ theologie heel eenvoudig en rechtlijnig: ‘Als je goed doet, dan zegent God je en ervaar je dat in je gezin, in rijkdom en voorspoed. Als je verkeerde dingen doet, dan gebruikt God de afwezigheid van deze zegeningen om je te corrigeren zodat je weer op de goede weg gaat wandelen.’ Hij zag dat Job niet meer gezegend werd en weet dat er dus aan dat Job dan wel verkeerde dingen gedaan zou hebben. Eenvoudig en doeltreffend had hij de situatie geanalyseerd en kon hij met een advies komen wat Job wel weer op het rechte pad zou helpen, zodat God hem weer zou zegenen. Tenminste, dat dacht hij.

En ik herken daar veel in. Immers, hebben we er niet allemaal behoefte aan dat de wereld simpel en eenvoudig te verklaren is? En willen we niet allemaal graag - in het bijzonder bij akelige omstandigheden - dat we eenvoudig kunnen afleiden wat er aan zo’n nare situatie te doen is?

Maar was dit inderdaad de situatie zo die er lag? Uit de achtergrond die beschreven is in de eerste hoofdstukken van het boek Job, weten we wel beter. Er speelden zaken waarvan noch Job, noch Elifaz, noch een van Job’s andere vrienden ook maar iets wisten of enig vermoeden hadden.
Dat maakte dat de waarheden-als-koeien (‘God is liefde’, ‘God is rechtvaardig en straft niet iemand als daar geen reden voor is’, etc.) waarmee Elifaz aan kwam zetten, wel erg goedkoop werden en niet van toepassing.
O, zeker, elk op zich, en los van de situatie, klopten deze beweringen wel... Elke bewering was op zich genomen wel ‘waar’. Maar ‘de waarheid’, in de zin van: een goed beeld op de situatie van Job, gaven ze bij elkaar totaal niet weer. God moet, zo blijkt aan het eind van het verhaal, ook niet zo veel hebben van dit soort goedkope ‘waarheden aaneenrijgerij’ (zie Job 42:7-10). Hij zegt dan: „gij hebt niet recht van Mij gesproken zoals mijn knecht Job.”
De waarheid is niet een eenvoudige verzameling theologische ‘regeltjes’ die we in onze hand hebben en eenvoudig kunnen toepassen.
De Waarheid is een Persoon! (vgl. Johannes 14:6) Hij gaat ons bevattingsvermogen verre te boven! Dat is ook Job’s conclusie in hoofdstuk 42, als God hem bepaald heeft bij Wie Hij is: „Toen antwoordde Job de Almachtige: Ik weet, dat Gij alles vermoogt, en dat geen uwer plannen wordt verijdeld. ‘Wie is het toch, die het raadsbesluit omsluiert zonder verstand?’ Daarom: ik verkondigde, zonder inzicht, dingen, mij te wonderbaar en die ik niet begreep. ‘Hoor nu, en Ik zal spreken; Ik wil u ondervragen, opdat gij Mij onderricht’ Slechts van horen zeggen had ik van U vernomen, maar nu heeft mijn oog U aanschouwd. Daarom herroep ik en doe boete in stof en as” (Job 42: 1-5). Job begreep toen, dat zijn woorden te groot waren geweest voor een eenvoudig schepsel tegenover de Almachtige, Schepper van hemel en aarde.

Het modernisme en de reactie van het postmodernisme

Nu naar het modernisme en het postmodernisme. Is het bovenstaande niet een schitterende illustratie van wat ik wel noem: ‘het faillissement van het modernisme’?

 
Het overheerste land

Er was eens, hier ver vandaan, een land dat geregeerd werd door een goede koning. Deze koning was zeer wijs en goed, zodat allen die naar hem luisterden daar de goede vruchten van plukten, en het land veel vrede kende. Zeker, er waren ook mensen die deze koning niet mochten en hun eigen gang gingen, maar toch was de invloed van deze goede koning in het hele sociale leven merkbaar.

In een bepaalde periode ontstond er bij een groep intellec­tuelen - ze werden al gauw wel ‘de denkers’ genoemd - steeds meer weerstand tegen deze koning. Hij vond namelijk iedereen belangrijk, en niet hen, als intellectuelen, in het bijzonder. Deze mensen wilden meer invloed. Ze wilden zelf koning zijn. Zo kwam het dat ze steeds meer het koningschap van de goede koning onder­mijnden, net zo lang tot ze in feite het hele sociale leven in het land onder­mijnd hadden en overal hun invloed merkbaar was. Ze hadden met de hulp van vijandige legers een staatsgreep gepleegd en de goede koning dood verklaard. Dit hadden ze zo gedaan dat de onzekerheid van veel ‘gewone’ mensen dezen ertoe dreef om geen aandacht meer te schenken aan de goede koning en alleen nog maar te luisteren naar deze groep van ‘de denkers’. Waar ze maar konden, ondermijnden ze elke gedachte aan de goede koning en aan de tijd toen men hem nog zoveel invloed gunde en velen gelukkig waren. Het gevolg was, dat het land in menigerlei opzicht steeds verder achteruit ging. O, zeker, de ‘denkers’ hadden er ook voor gezorgd - althans zo deden ze het voorkomen - dat veel mensen zich meer gingen hechten aan materiële rijkdom en inderdaad meer rijkdom vergaarden (in werkelijk­heid was deze grotere welvaart minder door de denkers veroorzaakt dan door een groep vernieuwers die er voor de denkers waren geweest en die juist het volk opgeroepen hadden de goede koning te volgen; maar dat terzijde).
Maar gelukkig? Nee, dat waren de mensen niet meer! Waar de mensen vroeger regelmatig samen kwamen met elkaar in de paleizen van de goede koning om hem te eren en elkaar te bemoedigen, stonden vele hiervan nu leeg of waren verbouwd tot gokhallen of iets dergelijks. Waar er ooit veel contact was tussen de mensen op straat en men regelmatig gezellig samen optrok was er nu een afstandelijkheid gekomen. De eigen­wijs­heid van ‘de denkers’ nam steeds meer groteske vormen aan. De tegenstelling tussen arm en rijk vergrootte; er werd nauwelijks meer omgezien naar de armen, wezen en weduwen, zoals de goede koning dat altijd geleerd had. Ook vervuilde het land steeds meer.
Toen, op een dag, stonden er enkele mensen op die zeiden: „Zó kan het niet langer! De eigen­wijs­heid en aangemeten autoriteit van de ‘denkers’, deze nieuwe heersers, is niet te harden! Weg met dit autoritaire gedrag! We zijn allemaal gewone mensen die elkaar nodig hebben. Laten we ons ook als zodanig opstellen en weer beter naar elkaar gaan luisteren, en deze verloedering van ons land tegenhouden.” Dit zorgde voor veel commotie in het land. Men noemde deze nieuwe protestbeweging wel de ‘anti-denkers’. Natuurlijk kwam er veel verzet vanuit de oude heersende groep van de ‘denkers’, al waren er onder hen ook velen die het roer omgooiden en meegingen in deze nieuwe stroming.
Gek genoeg, waren het vaak mensen die zich aanhangers van de goede koning noemden, die fel in verzet kwamen tegen deze ‘anti-denkers’. Ze zagen hen alleen als mensen die tegen elke vorm van autoriteit waren, en dus tegen het gezag van de goede koning. Bang, dat het gezag van de goede koning nog verder onder­mijnd zou worden, verzetten ze zich hevig. Maar was dit wel terecht? Was het niet zo, dat deze ‘anti-denkers’ zich verzetten tegen de uitwassen die ontstaan waren als gevolg van de heerschappij van de ‘denkers’? Tegen de versplintering van de maatschappij, tegen het individualisme en de eigen­wijs­heid die de ‘denkers’ hadden geïntroduceerd? Waren de ‘anti-denkers’ niet juist ook bondgenoten in de strijd tegen die akelige ‘denkers’ onder wiens invloed het land zo verloederd was?
Was het niet juist zó dat veel ‘anti-denkers’ in hun hart wel degelijk openstonden voor de invloed van de goede koning (ook al waren ze wat wantrouwig tegenover elke vorm van eigen­wijs­heid en autoriteit - maar ja, daar hadden ze toch ook wel reden toe...)?

Laat ik dit wat nader verklaren. Gefundeerd op het Griekse denken, in reactie op een wildgroei aan sterk emotioneel geladen bijgeloof, en bevrucht door de secularisatie (God verlating) die begon bij Thomas van Aquino en culmineerde in de Franse revolutie, de zogenoemde ‘renaissance’ en ‘verlichting’ en de ‘God-is-dood’ -theorie, ontstond het modernisme dat zo bepalend is geweest voor de ontwikkelingen in de westerse cultuur van de negentiende en twintigste eeuw. In het modernisme komt sterk de drang van de mens naar voren, om met zijn eigen verstand en los van God alles te willen beheersen (vgl. Descartes’ ‘Cogito ergo sum’ - ‘ik denk dus ik ben’2). Die beheersing vereist dat er eenvoudige verklarings­modellen zijn, zoals de hierboven aangestipte ‘theologie’ van Elifaz. Verklarings­modellen en redeneringen van het ééndimensionale type: ‘als A dan B, en meer is er niet, dus als niet-B dan ook niet-A’. Het bestaan van God en Zijn handelen in de situatie wordt daarbij ontkend. We kunnen deze redeneertrant vergelijkenderwijs illustreren met het volgende voorbeeld: ‘als je met een paraplu in de regen loopt, word je niet nat; als iemand wel nat is, heeft hij dus geen paraplu op gehad’ (dat de paraplu na uren keiharde regen is gaan ‘doorslaan’, of dat er gaten in zaten, of dat door windvlagen de regen soms tijdelijk ook ónder de paraplu kwam, of dat voorbijrijdende auto’s het water op de weg enorm opspoten, dat alles wordt niet beschouwd). We noemen dit ook wel het reductionisme, omdat het de werkelijk­heid reduceert tot een paar (beheersbare) formules.
Dit uit zich in de moderne psychologie bijvoorbeeld in een sterk mechanistisch mens- en ziektebeeld met nadruk op een sterk intellectueel gedreven diagnosestelling met behulp van een beperkte verzameling van ‘erkende ziektebeelden’, welke elk beschreven worden aan de hand van een beperkt aantal verschijnselen (en dus niet zozeer aan de hand van de oorzaken). De rol van luisteren wordt als belangrijk gezien, maar is tegelijkertijd beperkt omdat er geen wezenlijke relatie is tussen hulpverlener en hulpvrager (denk aan het begrip ‘professionele distantie’), of deze gering geschat wordt. De hulpverlenende psycholoog of psychotherapeut is de ‘expert’ - hij heeft er vele jaren intensief voor gestudeerd (herken hierin de intellectuele focus op basis van het Griekse denken).
Het reductionisme en modernisme hebben er ook toe geleid dat ons hele leven in stukjes lijkt te zijn opgedeeld. Voor elk stukje zijn er ‘specialisten’. Niemand overziet meer de verbanden. Zoals gezegd: om een situatie te beheersen, moet deze gereduceerd worden, en losgemaakt, geïsoleerd van de omgeving. Het is een soort ‘verdeel en heers’. De relaties - die van de mens met God, die van de mens met zichzelf en met zijn medemens en die met de natuur - zijn steeds meer verloren gegaan. Individualisme en eenzaamheid zijn het trieste resultaat. Dat er voor alles ‘specialisten’ zijn gekomen, heeft ook de gemeente en de visie op geestelijke gezondheidszorg sterk beïnvloed. De pastor en de broeder en zuster in de christelijke Gemeente stonden vele eeuwen centraal waar het ging om het bewaren van de geestelijke gezondheid van de mensen in de volle breedte van de maatschappij. Door het modernisme en de genoemde ‘opdeling’ is de geestelijke taak van deze mensen sterk teruggedrongen; de psychotherapeut, de haptonoom, de psycholoog, de psychiater en allerlei anderen claimen elk ‘de waarheid’ op enig stukje van het ‘geestelijk’ terrein in pacht te hebben, met uitsluiting van alle anderen die niet diezelfde hoog-intellectuele opleiding hebben genoten. Zelfs het woord ‘geestelijk’ is hierdoor subtiel maar toch duidelijk in betekenis veranderd. Had dit begrip ruim een eeuw geleden nog sterk de verbinding met de geesteswereld (God, engelen, geesten, demonen), in de moderne ‘geestelijke gezondheidszorg’ lijkt het hoofdzakelijk (sic!) alleen nog om de mentale vermogens en processen in onze hersenen te draaien (denk aan uitdrukkingen als ‘het zit tussen je oren’).
In een laatste stuiptrekking van het technocratisch positivisme probeert men ook in de gezondheidszorg met enorme hoeveelheden managers en regeltjes alles beheersbaar te maken. Het resultaat is onbeheersbaarheid, verkilling, verontmenselijking en enorm exploderende kosten.

De laatste decennia is tot steeds meer mensen aan het doordringen wat ik noem: het faillissement van dit modernisme. Eenvoudige, reductionistische modellen blijken te kort te schieten om het leven écht te verbeteren - zowel wereldwijd als in het klein. Met name het relationele, het spirituele en het intuïtieve, en daarmee het genieten en de verwondering zijn zwaar onderbedeeld geraakt. De verbinding tussen geest, verstand, gevoel en lichaam is zoek. Er is een steeds verder gaande God- en kerkverlating; en waar God niet meer wordt gedankt, aanbeden en geëerd, vervreemden mensen niet alleen van God, maar ook van zichzelf en van elkaar (vergelijk Romeinen 1, en wat Job zegt in Job 6:14 : 'Wie zijn vriend medelijden onthoudt, die verzaakt de vreze des Almachtigen.' (NBG), of in de Duitse Neue Übersetzung: 'Wer seinem Freund den Beistand versagt, fürchtet den Allmächtigen nicht mehr.').3
De gevolgen zijn ernaar: een maatschappij waarin de liefde en saamhorigheid verdwijnen, conflicten niet meer met wederzijds respect worden opgelost, en waar relaties niet meer lijken te kunnen gedijen, waarin het huwelijk niet meer voor het leven is, en waar kinderen opgroeien in afstandelijke kinderdagverblijven in plaats van bij de moeder en vader thuis in een fijne gezinscontext met saamhorigheid. We komen er achter dat het modernistische denken te rationeel was; te eenzijdig en eendimensionaal, te technisch gericht op functie en niet op wezen. Het gevolg is leegte en het verkillen van de liefde. Want waar ik alleen gewaardeerd word om wat ik presteer en niet om wie en wat ik ben, daar kan ik niet wezenlijk ‘thuis’ zijn; daar verkilt alles.

Het postmodernisme is hierop de natuurlijke reactie. De naam geeft het al aan: het is niet iets nieuws, maar iets wat ná het modernisme komt. Het is daarmee een beetje als de reactie van een -vaak terecht- opstandige puber, die goed de tekortkomingen van het systeem van z’n ouders waarneemt en zegt: „zó moet het dus niet!” Bijvoorbeeld: ‘autoriteit en macht van hen die kennis (‘dé waarheid’) meenden te hebben, speelden een rare rol in het modernisme, dus we willen geen autoriteit en macht meer, en zeker geen mensen die zeggen dat zij de waarheid in pacht hebben!’ Of: ‘in het moderne reductionisme werden de verbanden verwaarloosd, dus moeten we weer meer naar een holistische visie (dat wil zeggen een visie die recht doet aan de verbanden die er zijn, bijvoorbeeld die tussen gezondheid op geestelijk, lichamelijk, mentaal, intuïtief en gevoelsvlak)’. Vaak ben ik het in dit soort zaken eens met de kritiek van de postmodernen. Het is alleen jammer dat ze - net als die puber - vaak doorslaan en daarmee in dezelfde tegenstelling, in hetzelfde systeem dus, blijven hangen. Een gezonde, volwassen leefwijze en filosofie kenmerkt zich door niet alleen een reactie op iets anders te zijn, maar zelf te denken, te voelen en te leven, en bovenal God te erkennen en eren.
Hier en daar zie ik gelukkig ook zulke meer volwassen vormen ontstaan, zoals in het sociaal constructionisme (/constructivisme) en de invloed daarvan op de psychologie, de psychotherapie en het pastoraat. En ik heb veel respect voor postmodernen die boven de reactie van de puber uit groeien en bijvoorbeeld de relaties weer centraal durven stellen, op een manier die veel weg heeft van hoe de Bijbel relaties centraal stelt. Een voorbeeld hiervan vind ik de narratieve therapie, zoals onderwezen door David Epston en Michael White. In mijn artikel over het luisteren ga ik hier nader op in (zie ‘Empathisch luisteren naar veelzijdige verhalen’).
„ ... De hele discussie tussen de moder­ne en de postmoderne visie geeft een goed voor­beeld van een valse tegen­stelling, wat ook een vorm is van het verdraaien van de waar­heid; want geen van beide visies is in staat om inzicht in de bete­kenis van het leven te bieden, of de criteria vast te stellen hoe je God kunt vinden.
David Takle
The Truth About Lies And Lies About Truth - A fresh new look at the cunning of Evil and the means for our Trans­formation, Shepherd's House, Pasadena CA, USA, 2008; ISBN 0 9674357 9 4, p.10 (mijn vertaling).

Hierboven had ik het al even over de tekortkomingen van de postmoderne visie (zoals: geen zuiver rationele autoriteit meer dulden). Vaak heb ik christenen en anderen ontmoet die hier moeite mee hadden en daarom het postmodernisme heftig bestreden.4 Dat vind ik persoonlijk vaak niet terecht. Veel van de tekortkomingen van de postmoderne visie zijn eigenlijk logische reacties op tekortkomingen van het modernisme. Om weer dat voorbeeld van autoriteit en waarheid te nemen: in een diep-christelijke visie speelt het waarheidsbegrip een grote rol (bijvoorbeeld de waarheid van Gods bestaan), maar ook een menselijke bescheidenheid: als feilbare mensen kennen wij die waarheid maar zéér ten dele - zie Job’s latere woorden (Job 42; vergelijk ook 1 Corinthiërs 13:8-10). Onder invloed van het modernisme is - ook door christenen - vaak een te hoge toon aangeslagen waar het over ‘de waarheid’ ging en ‘de waarheid’ verheven boven de liefde. Het gevolg was: kapotte relaties, verdriet, verkilling en partijschappen - allemaal ontwikkelingen waar God een grote hekel aan heeft. Dat het postmodernisme hierop (over)reageert door weinig op te hebben met absolute (waarheids)uitspraken van mensen, is niet meer dan een begrijpelijke en voorspelbare reactie op deze modernistische hoogmoed die zulke nare gevolgen had.5 In die zin zie ik een parallel tussen Job’s afwijzing van Elifaz’ simplistische redenering en de afwijzing van de falende (!) ‘waarheden’ van het modernisme door het postmodernisme. En het opvallende is dat aan het eind van het liedje God liever een mopperende Job blijkt te hebben, dan een Elifaz die met een te simplistische ‘theologie’ God leek te verdedigen. Job’s verhaal geeft mij de moed om ook door te gaan met een zekere vorm van verzet tegenover het reductionisme en modernisme. Soms ben ik dan blij verrast om in dat proces tijdelijke bondgenoten tegen te komen in bepaalde postmoderne wetenschappers.


Voetnoten:

1
De preek was van Ds. Henk Fonteyn, legerpredikant bij de Koninklijke Landmacht, en ging over Job 4:1-9 en 17-21; 5:17-18. Het betrof een uitzending in de serie Job, een vriend van God en mens van alle tijden, van NCRV's Woord op Zondag.
2007-07-29

Zie ook: Keith R. Anderson, Friendships that run deep - 7 ways to build lasting relationships, Inter Varsity Press, Downers Grove, Ill, 1997; ISBN 0 8308 1966 5. In hoofdstuk 4 - ‘Somebody nobody knows’ geeft Keith Anderson een soortgelijke analyse van de ontmoeting van Job met zijn vrienden als ik hier geef. Hij legt daarbij de nadruk op het feit dat Job’s vrienden eerst wel zwegen, maar later faalden in het echt luisteren naar Job.

2
Zie ook: Antonio R. Damasio, De vergissing van Descartes - gevoel, verstand en het menselijk brein, Wereldbibliotheek, 1998, ISBN: 9028418296 (vertaling uit 1995, door Liesbeth Teixeira de Mattos, van: Descartes’ error - emotion, reason and the human brain, Putnam / AVON Books, New York, 1994).
In dit boek toont Damasio op basis van neurologisch onderzoek aan, dat emoties en gedachten niet onderling te scheiden zijn en dat beide teruggevonden kunnen worden in de hersenen. Emoties zijn essentieel in het nemen van goede beslissingen. Hiermee weerlegt hij de oude uitgangspunten van Descartes en het modernisme heel duidelijk.
2008-10-16

Eugen Rosenstock-Hüssy, 'Farewell to Descartes', hoofdstuk 1 in: Eugen Rosenstock-Hüssy, I Am an Impure Thinker pdf document, Argo, 2001; ISBN: 0-912148-56-X; p.1-19.

Ik vind het opvallend hoe de bevindingen van Damasio (en Rosenstock) aansluiten bij het zuivere Bijbelse mensbeeld. In Romeinen 11:33 - 12:3 geeft Paulus aan dat in reactie op Gods grootheid en Zijn grote goedheid, het ons in de eerste plaats past om ons met ons lichaam aan Hem over te geven. Die gedachte stond haaks op de toenmalige Griekse (en de latere modernistische (Cartesiaanse)) filosofie waarin het denken meer centraal werd gesteld en het lichaam als ‘lager’ werd gezien. Paulus zegt dat uit de lichamelijke overgave, de vernieuwing van denken en leven volgen, ja, hij zet die vernieuwing van denken in het kader van het overgegeven lichaam. Damasio zegt dat onze hersenen (lichaam!) in de eerste plaats onze emoties bepalen, en hoe we die hanteren, en dat die in grote mate ons denken en handelen bepalen, daarmee de Bijbelse volgorde bevestigend. Zie hierover ook mijn artikel: Verandering in ons leven, web-artikel op www.12accede.nl, jan. 2007.

2008-10-17

Mijn kritiek op het modernisme is niet nieuw. Zie ook wat de bekende Abraham Kuyper over het religieuze modernisme zei:
Welnu, in dien zin dan acht ik, dat ook de strijd tegen het Modernisme, waarin de bestrijding van het Christendom thans haar hechtst systeem schiep, onzerzijds niet meer te mijden is. ...
Modernisme en Morgana beiden / boeiend schoon, / naar vaste wet verschenen, / edoch, van werkelijkheid ontbloot.

Bron: Lezing door Dr. Abraham Kuyper, Het Modernisme - een Fata morgana op Christelijk gebied, H. de Hoogh & Co., Amsterdam, 1871.

Later sprak hij, het religieuze modernisme koppelend aan het reeds langer bestaande algemene modernisme:
En wat nóg schreiender is, tot in Christus' kerk is die giftige bacil [nl. van het modernisme met zijn God-is-dood-theorie; red.] doorgedrongen, om onder den dekmantel van een vroom mysticisme of in het kleed van historische klaarheid, eerst de Kerkelijke Belijdenis, daarna het Woord Gods, en ten leste den heiligen persoon van den Christus zelf aan te tasten. Geen twijfel dan ook of het Christendom is in gevaar. Twee wereldbeschouwingen worstelen met elkaar in een kamp op leven en dood. Het Modernisme wil een wereld uit den natuurlijken mensch en dien mensch uit de natuur opbouwen, en daarentegen al wie voor Christus als den Zone Gods eerbiediglijk neerknielt, wil voor de wereld de Christelijke erfenis bewaren, om haar, dankzij die erfenis, een nog hooger ontwikkeling te doen tegengaan. Dat is de strijd in Europa, de strijd ook in Amerika, en het is die principieële strijd, die in het kleine Nederland straks veertig jaren van mijn ten avond neigend leven heeft uitgeput. ...
Dan moet ingezien, hoe ons in het Modernisme de onmetelijke energie van een alomvattend beginsel bestormt, en moet onzerzijds een even diepgaand, een even breed strekkend, een even ver reikend beginsel daartegenover worden geplaatst. En dat beginsel moeten niet wij verzinnen, niet wij formuleeren, maar dat beginsel moet gevonden en aangewezen worden in het leven zelf, ...

Bron: Lezingen door Dr. Abraham Kuyper, Het calvinisme - I. Het calvinisme in de historie, Höveker & Wormser, Amsterdam / Pretoria, 1899 [vertaling van: Abraham Kuyper, Lectures on Calvinism, The Stone Lectures, Princeton University, 1898 (ook beschikbaar op de site van de Amerikaanse Kuyper stichting].

Kuyper zag het Calvinisme als het beginsel in het leven zelf dat tegen het modernisme moest opstaan. Ik voeg daaraan nu - meer dan een eeuw later - toe: heeft niet ook het post-modernisme in het leven zelf, d.w.z. in de realiteit, het faillissement van het modernisme aangetoond en het zodoende verslagen en dood verklaard?

2009-10-11

Zie ook:
Joost Hengstmengel, ‘Voor de Grieken een dwaasheidpdf document, web-artikel, 18 juli 2008.

Voorblad van: Die ver is, is nabij
 
2010-01-26

Het feit dat het over-rationele modernisme op zich ook weer een reactie was op het sterk emotioneel geladen bijgeloof van de in bepaalde opzichten enigszins ‘redeloze’ tijd daarvoor (denk aan heksenwagen e.d.!) wordt m.i. kort en goed belicht op p.61-72 van Wim Rietkerk’s boek (onder red. van Marleen Hengelaar-Rookmaaker): Die ver is, is nabij – In de relatie met God komt de mens tot zijn recht, Kok, Kampen, 2005; ISBN 90 435 1095 5.

3
2010-01-27
In het in de vorige noot genoemde boek van Wim Rietkerk drukt hij het heel treffend uit (p.69): „Als denkers raken we afgesneden van datgene wat we analyseren.” (Merk op dat ‘analyseren’ letterlijk zoiets betekent als ‘in stukken snijden’ - dát is waar het modernisme goed in is. Je raakt dan wel de verbindingen kwijt...)
4 Zulke ongenuanceerde kritieken kwam ik ooit bijvoorbeeld tegen in het Tijdschrift van het Centrum voor Pastorale Counseling; in edities Nr. 43 en 44 (jaargang 10), waar Gene Edward Veith schreef over: ‘Postmodernisme - Geen ruimte voor de waarheid’ (deel 1: Nr. 43 p.28-31, deel 2: Nr. 44 p.42-45).
Een wat meer gebalanceerd beeld kwam ik tegen in enkele artikelen van de hand van Jef De Vriese in andere edities van hetzelfde Tijdschrift (voor Theologie en Pastorale Counseling): ‘Modernisme, Postmodernisme en Hulpverlening’ (8ste jaargang, 4e kwartaal 1997, Nr. 36, p. 23-30.), ‘Christelijke counseling, modernisme en postmodernisme. Deel 1: Gezag.’ (jaargang 11, Nr.49, p.10-14); ‘Deel 2: Waarheid.’ (jaargang 11, Nr.50, Mei-juli 2001, p.4-8);

Zie ook:
Jef DeVriese, 'Wij hebben de waarheid... geloof ik', Toespraak op de derde Lustrumdag van Stichting Promise, gehouden zaterdag 28 november 1998 te Gouda.

P. Lenaerts, 'De invloed van postmodernisme op psychotherapie', Tijdschrift voor Familietherapie jrg.8, nr.3, p.21-39.

'What is postmodernism and what does it have to do with therapy, anyway?' - An interview with Lois Shawver, New Therapist, 6.

2008-07-31

Joseph Bottum, 'Christians and Postmoderns', First Things, February 1994.
Joseph Bottum geeft hier een duidelijke analyse van de drie voorname perioden: premodernisme, modernisme en postmodernisme, en welke mogelijkheden zij christenen boden respectievelijk bieden. Hierbij zij wel vermeld dat hij de pre-moderne tijd veridealiseert en niet sociaal-historisch beschouwt; er waren in deze periode sociaal gezien enorme misstanden waarbij onder andere de Rooms Katholieke kerkleiding zich erg paternalistisch opstelde tegenover de leken ('gewone gelovigen'), en door een soort 'lotsberusting' er stierven velen aan ziekten die betrekkelijk gemakkelijk te voorkomen waren geweest.

Rogier Bos, 'The most Postmodern person in the Bible', Next Wave, March 1999.

5 Wat betreft het waarheidsbegrip in het postmodernisme wordt soms ook flink gepolariseerd. Op PostmodernTherapies NEWS, de website van Lois Sawver, een voorvechtster van het postmodernisme, las ik dat iemand een vraag had gesteld over dit waarheidsbegrip. Dit werd geïllustreerd met het voorbeeld van de landing van de mens op de maan. De postmoderne mens twijfelt niet aan de feitelijke waarheid van dit gebeuren, maar zegt wel dat veel van de verhalen erover verteld zijn en worden vanuit een bepaald gezichtspunt, vanuit een bepaalde -subjectieve- visie, en dus nooit DE (volledige) waarheid zijn. In die verhalen zit wel waarheid, maar ook zijn ze gekleurd door degene die ze vertelt. Voor mij komt dit sterk overeen met Paulus (a-Griekse en dus a-moderne) observatie dat ons menselijke kennen z’n beperkingen kent (1 Corinthe 13:8-10). Het is niet een tegenstelling: een verhaal is óf DE waarheid, óf een verzinsel, maar vaak beide. Het is juist de moderne mens die hiermee moeite heeft, omdat deze ‘onduidelijkheid’ of ‘onbeslistheid’ zijn beheersing begrenzen. Tijdens m'n studie, jaren geleden, hoorde ik het Tony Lane, Bijbelleraar aan het London Bible College, zó formuleren in een discussie over het waarheidsbegrip ten aanzien van de Bijbel: „De Bijbel is Gods absolute waarheid, verteld in de taal van feilbare mensen.” Theologieën zijn mensenwerk en beperkt en feilbaar, ook al gaan ze over de onfeilbare God - over DE Waarheid. Als we als mensen daar bovenuit willen gaan - zoals in het modernisme - dan komen we verkeerd uit. We zijn geschapen om in bescheidenheid God als God te erkennen en te danken en eren. Doen we dat niet, willen we zelf ‘als God zijn’ en het roer volledig zelf in handen hebben, is er geen plaats meer voor verwondering en erkenning van onze feilbaarheid, dan gaat het de verkeerde kant op (zie Romeinen 1:17-2:1; vgl. ook Prediker 11:1-12:1, waar de schrijver welhaast op postmoderne wijze een lans breekt voor een levenshouding die erkent niet alles zelf in handen te hebben). Iedereen die dat ziet, kan ik bevestigen in die erkenning.

In het vervolg van het verhaal op de website van Lois Shawver blijkt ook dat het postmoderne verzet tegen autoriteit eigenlijk een verzet is tegen de verheerlijking in het modernisme van de mensen die ‘kennis’ hadden. We hoeven maar een halve eeuw terug te gaan, en komen in een tijd waar de dominee (of pastoor), de huisarts en de burgemeester een status hadden waar door de ‘eenvoudige werkman’ hoog tegen op werd gekeken, omdat zij ‘gestudeerd’ hadden. Leanne Payne zou dit waarschijnlijk noemen dat de ‘werkman’ van die tijd geleerd was om ‘gebogen’ te zijn naar zijn geleerde mede-schepsel. (Terzijde: autoriteit die gebaseerd is op kennis is ook niet een Bijbelse notie van autoriteit.) De postmoderne mens schudt als het ware deze ‘gebogen’ naïviteit van die spreekwoordelijke ‘eenvoudige werkman’ van zich af. De postmoderne therapeut wil evenzo niet de ‘alwetende’ expert uithangen, zoals zijn moderne collega dat deed; hij wil zijn confident juist omhooghalen. En dat gebeurt meer door als feilbaar mens naast de ander te gaan staan dan door als ‘expert’ hem ‘ernstig ziek’ te verklaren... Maar ook dát is natuurlijk niet een kwestie van gepolariseerd óf, óf... Als het postmodernisme voor meer balans in dat soort zaken gaat zorgen, dan kan ik mij ook als christen daarin verheugen. Dan neem ik het goede - ook van het postmodernisme - en vergeet de rest ervan gewoon wel weer (vgl. 1 Thessalonicenzen 5:21).

Voor een analyse van de moderne psychiatrie, waarin men het persoonlijke leek te zijn kwijtgeraakt, zij ook verwezen naar: Osborne P. Wiggins & Michael Alan Schwartz, ‘The Crisis of Present-Day Psychiatry: The Loss of the Personal’, Psychiatric Times, Vol. XVI, Issue 8, August 1999.

Zie ook: Philip Troost, ‘Verwondering’, Kwartaalmagazine Groei.

Een heel duidelijk citaat over het thema van dit artikel kwam ik tegen op de blog But i want easy answers!:
"The role of Job serves as paradigm for a righteous man faced with the human condition. As often noted, Job protests against easy answers, but the power of these protests derives from the many ways in which Job makes his point by challenging accepted wisdom and traditional teachings. In a very real way, Job takes on religious orthodoxy as an insufficient means to express the complexity of life. Job protests against the reduction of tradition into simplistic cause and effect theology."

— James D. Nogalski, “Job and Joel: Divergent Voices on a Common Theme,” in: Katharine J. Dell and Will Kynes (Eds.), Reading Job Intertextually, LHBOTS 574, T&T Clark, London, 2013, p.137.


Voor verdere contemplatie

Een video-registratie van beelden en Engelstalige poëzie over Job en het bezoek door zijn vrienden, tekst: John Piper, video: Bryan Turner, op Bryan Turner's website. Zie ook de tekst van deel 3. van deze gedichtenserie, door John Piper, op John Piper's website: www.desiringGod.org.

2020-06-20
Zie ook: John Piper, Which Characters in Job Can We Trust - can we put any stock in what Job or his friends are saying?, ook op www.desiringGod.org.

2008-07-26
En:

Joseph Bottum, 'Christians and Postmoderns', First Things, February 1994.

2009-07-28

Dallas Willard, 'What Significance Has 'Postmodernism' for Christian Faith?', webdocument op zijn eigen site, ongedateerd.

2010-01-29

Arno Gruen, 'Reductionistic Biological Thinking and the Denial of Experience and Pain in Developmental Theories', Journal of Humanistic Psychology, Volume 38, No. 2, Spring 1998, pp. 84-102.

2010-03-03

Kalman J. Kaplan, Matthew B. Schwartz, A Psychology of Hope – A Biblical Response to Tragedy and Suicide, W.B. Eerdmans, Grand Rapids MI (USA) / Cambridge (UK), 1993, 1998 (Revised & Expanded Edn.); ISBN 978 0 8028 3271 9.
Dit boek laat treffend een groot verschil zien tussen het Griekse denken en het Joods-Christelijke wereldbeeld: de wortel van acceptatie van suïcide, als waardige weg uit de tegenstellingen van dit leven, ligt in het Griekse denken, terwijl het Judaeo-Christelijke wereldbeeld altijd het leven nastreeft.
De auteurs putten daarbij uitgebreid uit Bijbelse verhalen en Rabbijnse literatuur. Zo hebben ze ook een schitterende Rabbijnse parabel opgenomen (p.39-40), die scherp het falen van het modernistische rationalisme laat zien. Het is een parabel van de Oost-Europese Rabbi Elchonon Wasserman uit de periode tussen de twee wereldoorlogen. Met de dood door de Nazi's voor ogen, beschreef deze Rabbi:

„Ooit kwam een man die absoluut niets wist van landbouwkunde bij een boer en vroeg onderwezen te worden over de landbouw. De boer nam hem mee naar zijn akker en vroeg hem wat hij zag. „Ik zie een prachtig stuk land, vol gras, en een lust voor het oog.” De bezoeker stond perplex toen de boer het gras onder ploegde en het prachtige groene veld omvormde in een massa smalle bruine greppels. „Waarom heb je het veld geruïneerd?” vroeg hij streng.
„Heb geduld. Je zult ’t zien.” sprak de boer. Hij liet zijn gast een zak volle graankorrels zien en zei: „Vertel eens, wat zie je?” De bezoeker beschreef het voedzame, uitnodigende graan – en zag nogmaals geschokt toe, terwijl de boer zoiets moois vernietigde. Dit keer wandelde hij op en neer over de voren en liet onder het gaan de korrels in de open grond vallen. Toen bedekte hij de korrels met kluiten aarde.
„Ben je gek geworden?” vroeg de man streng. „Eerst verknoeide je het veld en toen vernietigde je het graan!”
„Heb geduld. Je zult ’t zien.” De tijd verstreek en weer nam de boer zijn gast mee naar de akker. Nu zagen ze eindeloze, rechte rijen groene stengels ontspruiten aan de voren. De bezoeker glimlachte breed. „Neem me niet kwalijk. Nu begrijp ik waar je me bezig was. Je maakte het veld mooier dan ooit. De landbouwkunst is werkelijk wonderbaar.”
„Nee,” zei de boer. „We zijn nog niet klaar. Je moet nog even geduld hebben.” Meer tijd verstreek, tot de stelen volgroeid waren. Toen kwam de boer met zijn zeis en haalde ze neer, terwijl zijn bezoeker met open mond toekeek hoe het ordelijke veld een lelijk schouwspel van vernietiging werd. De boer bond de gevallen stengels in bundels en decoreerde het veld ermee. Later nam hij ze mee naar een andere plek en sloeg ze kapot tot er niets overbleef dan een massa kale strootjes en korrels. Hij scheidde de korrels van het kaf en gooide ze op een grote hoop. Steeds vertelde hij zijn protesterende bezoeker: „We zijn nog niet klaar. Je moet nog meer geduld hebben.”
Toen kwam de boer met zijn wagen en laadde die hoog op met het graan, en bracht het zo naar een molen. Daar werd het prachtige graan vermalen tot vormeloos, verstikkend stof. De bezoeker klaagde weer. „Je hebt het graan genomen en veranderd in stof!” Weer werd hem gezegd, geduld te hebben. De boer deed het stof in zakken en nam het mee terug naar huis. Hij nam wat van het stof en vermengde het met water terwijl zijn gast zich verbaasde over de dwaasheid van het maken van „witte modder.” Vervolgens vormde de boer de ‘modder’ in de vorm van een ovale bol. De bezoeker zag de perfect gevormde bol en glimlachte breed, maar zijn geluk duurde niet lang. De boer ontstak een vuur in een oven en schoof de bol er in.
„Nu weet ik echt dat je gek bent. Na al dat harde werk, verbrand je wat je gemaakt hebt.”
De boer keek hem aan en lachte. „Heb ik je niet gezegd, geduld te hebben?” Uiteindelijk opende de boer de oven en haalde er een vers gebakken brood uit – knapperig en bruin, met een aroma waarvan de bezoeker het water in de mond liep.
„Kom,” zei de boer. Hij leidde zijn gast naar de keukentafel en bood zijn nu tevreden bezoeker een ruim beboterde plak.
„Nu,” zei de boer, „nu begrijp je het.”
God is de Boer en wij zijn de dwazen die nog geen idee hebben van Zijn wegen of de uitkomst van Zijn plan. Pas als het proces volledig compleet is, zullen we weten waarom dit allemaal zo moest zijn. Tot die tijd, moeten we geduld hebben en geloven dat alles – zelfs als het vernietigend en pijnlijk lijkt – een onderdeel is van het proces dat goedheid en schoonheid op zal leveren.
(Aharon Sorasky, Reb Elchonon – The life and ideals of Rabbi Elchonon Bunim Wasserman of Baranovich (trans L. Oshry), Artscroll History Series / Mesorah, New York, 1982/1990, p.431)
Dit blauw gedrukte citaat hier overgenomen en vertaald uit Reb Elchonon, door Rabbi Aharon Sorasky, met welwillende toestemming van de copyright eigenaars, ArtScroll / Mesorah Publications, Ltd.
(The blue citation reproduced and translated here from Reb Elchonon, by Rabbi Aharon Sorasky, with very kind permission of the copyright holders, ArtScroll / Mesorah Publications, Ltd.)
 

Meer informatie of suggesties

Voor meer informatie, of uw reactie op het bovenstaande, kunt u contact met me opnemen via e-mail: andre.roosma@12accede.nl.


home   of  terug naar de artikelen index

Bedankt voor uw belangstelling!

© André H. Roosma , Accede!, Zoetermeer/Soest, 2004-03-21 / 2020-06-20; alle rechten voorbehouden.