Accede!
Ideeën en bemoedigingen voor gewonde helpers verbonden met een heelmakende God

De Aäronitische zegen (2): Gods verheven aangezicht

André H. Roosma
updated: 2019-09-17

In deel 1 van dit artikel heb ik het gehad over hoe God Aäron en de priesters in Israël opdroeg om de Israëlieten te zegenen met het feit dat Hij blij naar hen keek. Dat is te vinden in Numeri 6 : 25. Ik trok de vergelijking met de blijde blik van een gezonde vader en moeder naar hun baby.

In dit tweede deel wil ik de rest van die zegen nog eens goed met u bekijken en wat lijnen trekken naar de betekenis die dit alles voor ons heeft.

De zegen van God Die blij en fier is

In deel 1 had ik het er al over hoe blij God naar ons kijkt, en wat dat betekent voor ons – juist ook als we ons ‘gebroken’ of ‘geschonden’ voelen. De tekst uit Numeri zegt echter nog meer:2

JaHUaH (de AANWEZIGE) nu sprak tot Mozes:
„Spreek tot Aäron en zijn zonen: Zo zult u de Israëlieten zegenen:
JaHUaH (de AANWEZIGE) zegene u en behoede u;
JaHUaH (de AANWEZIGE) doe Zijn aangezicht over u lichten en zij u genadig;
JaHUaH (de AANWEZIGE) verheffe Zijn aangezicht over u en geve u vrede.

Zo zullen zij Mijn Naam op de Israëlieten leggen, en Ik zal hen zegenen.”
Numeri 6:22-27

Voorafgaand aan de zegen met Gods blijde blik, staat er gewoon: JaHUaH (De AANWEZIGE) zegene u en behoede u”. Het volk mocht ervaren dat God vóór hen was, en hen wilde ‘zegenen’ – voor de Israëlieten was dat idee verbonden met ‘voorspoed hebben’ en ‘gelukkig zijn’. En Hij wilde hen ‘behoeden’. Dat roept gedachten op aan ‘hoeden’ – zoals een herder voor zijn schapen zorgt en ze begeleidt. Soms kan ’t daarbij nodig zijn dat hij hen tegenhoudt als ze te dicht bij een ravijn komen, of planten willen eten die niet goed voor hen zijn. Hij is er echter ook voor hen om hen te verzorgen, en te beschermen tegen roofdieren. Daarnaast zorgt hij dat ze voldoende eten, drinken en rust krijgen. Enzovoort.
Dat is zo ongeveer de inleiding van deze zegen.

Dan komt het gedeelte over Gods blijde gezicht waar deel 1 vooral over ging, gekoppeld aan het begrip genade. In deel 1 heb ik daar niet zo expliciet bij stilgestaan, maar het is natuurlijk vanuit Zijn genade dat God zo blij naar ons kijkt. De zegen met Gods blijde blik is dus fundamenteel een zegen met Gods genade.

Onze tekst gaat dan verder met nog zo’n ouderwetse uitdrukking: JaHUaH (De AANWEZIGE) verheffe Zijn aangezicht over u en geve u vrede”. Wat betekent het dat God Zijn gezicht ‘verheft’? Een antwoord op deze vraag vinden we bijna dagelijks in de sportwereld. Als een topsport(st)er – laat ik maar even zeggen: Jan of Irene – zojuist wereldkampioen is geworden, of misschien gewoon kampioen van het dorp, staat hij of zij rechtop, fier en blij, met zijn of haar gezicht ietwat omhoog, ‘verheven’ dus. Als de (gezonde) vader en/of moeder van deze Jan of Irene even later wordt geïnterviewd door de lokale tv-omroep staan ook zij fier, met een blij en glunderend gezicht te kijken: „Ja, dat is nou onze zoon, onze dochter! Fantastisch, hè!”
Het tegenovergestelde zien we als onze Jan of Irene of hun club wordt ingemaakt door een nieuwkomer. Zowel Jan als Irene als hun ouders kijken niet fier omhoog, maar somber, naar de grond. Met een ‘terneergeslagen’ blik, zeggen we dan.
Of onze blik en ons gezicht fier ietwat omhoog gericht is óf ‘terneergeslagen’ zegt iets over onze gevoelens. Het eerste drukt een gevoel uit van ‘ja, wow, wat een kanjer!’; het tweede is meer gekoppeld aan neerslachtige gevoelens van tekortkoming.

Terug naar onze tekst. De priesters moesten dus de mensen zegenen met de blijdschap op Gods gezicht als teken van Zijn genade, én met de fierheid op Gods gezicht. Dat is dus vergelijkbaar met de blijde en trotse blik van een gezonde vader of moeder die het kind zegt: „Je mag er zijn! We zijn blij met je! We zijn trots op je zoals je bent!” Zoals die vader- of moederlijke blik een kind helpt zichzelf als waardevol te zien, zo was en is God er ook op uit om de Israëlieten en ons te helpen onszelf als waardevol te zien.
Vandaar dat deze zin uit de zegen gekoppeld wordt aan het Hebreeuwse begrip ‘vrede’: ‘shalom’. Dit begrip gaat verder dan ons begrip ‘vrede’; het omvat een innerlijk voldaan zijn, een diep gelukkig zijn dat niet of nauwelijks te beïnvloeden valt door wat er ‘aan de oppervlakte van ons bestaan’ allemaal gebeurt. Als we langzaam groeien in het weten: ‘God is blij met me en trots op me’, dan doet de rest er iets minder toe. Dan komt er een bodem in ons bestaan.
En er is nog méér. Daarover gaat ’t slot van het Bijbelgedeelte dat ik hier bovenaan aanhaalde.

Naam en identiteit; genade en vrede

Misschien zegt u op dat alles wat ik hierboven schreef: ‘Ja maar, dan weet je niet hoe ik het heb verknald’ of: ‘nou, met wat ik heb meegemaakt in m’n leven...’, ‘God zal nu wel niet meer zo blij en fier naar mij kijken’. Dan heb ik goed nieuws voor u. Is ’t u opgevallen dat dit gedeelte geen voorwaarden stelt? Er staat niet: „Als de Israëlieten zo en zo... dán mag je ze zo en zo zegenen”. Er staat gewoon: „Zo zult gij de Israëlieten zegenen”. Gods fierheid en Gods blijdschap zijn gebaseerd op Zijn vrede en genade.

Het laatste deel van het geciteerde stukje over de zegen-opdracht van God aan Aäron en de priesters, zegt: „Zo zullen zij Mijn Naam op de Israëlieten leggen, en Ik zal hen zegenen.
‘Zo’ – dat wil zeggen: door de mensen te zegenen met Gods blijde en Zijn fiere blik – zo zullen ze wat? Gods Naam op hen leggen... wat betekent dat dan wel?
Om de betekenis hiervan te begrijpen moeten we even terug naar die tijd. In die tijd betekende iemands naam iets. Een kind kreeg niet de naam van z’n grootvader of haar grootmoeder, of een naam die wel leuk klonk, maar de naam drukte iets uit van iemands wezen. Vaak drukten ouders in de naam die ze hun kind gaven iets uit van wat ze hem of haar toewensten, of iets van wat al bij de geboorte van iemands karakter zichtbaar was. Als het gaat over Gods Naam gaat het over Zijn Persoon, zijn Wezen; Wie en hoe Hij ten diepste is; je zou kunnen zeggen: over Zijn identiteit. De Joden gebruikten echter vaak de Naam van God (יהוה = JHWH, of beter: IAUA of JaHUaH; of ‘de AANWEZIGE’) niet rechtstreeks, maar meestal een aanduiding als ‘mijn HERE’, ‘Hij Die Is’, of 'de Almachtige', in plaats van Zijn echte Naam JaHUaH. Dit hadden ze overgenomen van de Babyloniërs, die wisten dat er wat kon gebeuren als je Israëls God aanriep (en zij waren daar bang voor!).
Toch is het goed, hier stil te staan bij Gods Naam: יהוה = JaHUaH, of: de AANWEZIGE. God laat Zichzelf zo noemen. Hij benadrukt daarmee tegenover Zijn Volk dat Hij altijd bij hen is, onveranderlijk. Als Zijn Naam door de zegen op ons gelegd wordt, zullen wij ons bewust zijn van Gods continue aanwezigheid – bemoedigend, troostend, vermanend, bekrachtigend, leven gevend en bovenal: ons richtend op de gemeenschap met Hem en met elkaar! En dat op zich heeft ook een grote uitwerking in ons leven!

Daarbij gold in de tijd dat dit geschreven werd het volgende. Als een heerser of familiehoofd zijn naam op je legde, betekende dat, dat je onder zijn heerschappij en protectie kwam te staan. Je werd opgenomen in de bescherming van zijn familie, zou je kunnen zeggen. Verschillende keren lezen we dat God Zijn heilige Naam verbindt aan Zijn volk; Zijn heilige Naam op hen legt, zogezegd. Daarmee verbindt Hij hen aan Zichzelf, stelt Hij hen onder Zijn bescherming en neemt hen op in Zijn gezin. Dit is bijna te groot voor woorden!

God weet hoe wij het verknald hebben. Hij weet dat we Zijn blijde, fiere blik niet verdiend hebben. Maar toch vindt Hij ons die blijde, fiere blik waard. Toch kijkt hij met blijdschap en trots naar ons. Omdat we geschapen zijn naar Zijn beeld, en Hij ernaar verlangt om dat beeld weer in ons te herstellen. Hebben we niet juist Gods ingrijpende zegen en iets van Zijn identiteit nodig als we ’t verknald hebben of als ons leven een puinhoop is? In Nehemia 8 hoort het uit ballingschap teruggekeerde restant van Gods volk Gods woord en ze worden bedroefd, omdat ze zien hoezeer ze hun misère aan hun eigen zonden en die van hun (voor)ouders te danken hebben. Maar God zegt hen dan dat ze hun toevlucht mogen nemen bij Zijn vreugde. (Noot: de betekenis van Nehemia’s naam - eigenlijk: Nechem-JaH - is veelzeggend in dit verband: JaHUaH troost.)

Deze dag is voor JaHUaH (de AANWEZIGE), uw God, heilig; bedrijf geen rouw en ween niet. ... Ga heen, eet lekkernijen en drink zoete dranken en zend aan ieder voor wie niets bereid is, een deel, want deze dag is voor onze Heer heilig: weest dus niet verdrietig, want de vreugde van JaHUaH (de AANWEZIGE), die is uw toevlucht.
Nehemia 8 : 10-11 (nadruk toegevoegd)

Juist als we zeggen: ‘Ja, God, ik heb U nodig!’ is God er met Zijn blijde glimlach om Zijn Naam – dus Zichzelf – aan ons te verbinden en ons met Zijn identiteit te vullen; precies zoals ik in deel 1 al zei: via Zijn blik waaruit genade en vrede spreekt.
Daarom krijgen de priesters opdracht om de mensen te zegenen met een zegen die we niet verdiend hebben, maar die God ons wél wil geven! Een zegen die Gods identiteit op ons legt – een identiteit van waardigheid en heerlijkheid, van liefde en blijdschap, van zelfbeheersing en trouw, van empathie en zachtmoedigheid (vgl. Gal.5:22; zie ook Lev.26:13 [Het Boek] waar God – De IK BEN – het volk Israël belooft te zegenen met een besef van eigenwaarde en de schaamte en slavernij zal wegnemen). Zodat we in staat gesteld worden te groeien naar dat heerlijke beeld, die heerlijke toekomst die Hij voor ons bedoeld heeft. Vanuit dié genade en vrede, die z’n oorsprong vindt in God Zelf, kunnen we worden wie we bedoeld zijn en kunnen we het leven aan!

Die zegen bidt ik u die dit leest ook toe!

JaHUaH (De AANWEZIGE) zegene u en behoede u;
JaHUaH (de AANWEZIGE) doe zijn aangezicht over u lichten en zij u genadig;
JaHUaH (de AANWEZIGE) verheffe zijn aangezicht over u en geve u vrede.

Zo leg ik Gods Naam op u, en God zal bij u zijn en u zegenen.


Om te beluisteren

Kerry Alexander, YAHUWAH (Yahuah) bless you and keep you!, met beelden en Bijbel-verzen door MessengeroftheName; video op You Tube; muziek van de CD My Jubilation!.

 

Voor verdere studie

André H. Roosma, ‘De heilige Naam van de God Die er was, Die er is, en Die er zijn zal.pdf document, uitgebreide studie op www.Hallelu-JaH.nl, juli 2009.

André H. Roosma, ‘Namen in de Bijbel (11) – Waarom het rabbijnse jodendom DE NAAM niet wil noemen’, studie op www.Hallelu-JaH.nl, aug. 2014.

Anna A.A. Terruwe, Geef mij je hand – over bevestiging, sleutel van menselijk geluk, De Tijdstroom, Lochem NL, 1972.

Anna A.A. Terruwe, Geloven zonder angst en vrees, Romen, Roermond NL, 1971.

Zie bijv. ook 2 Cor.3:18; Ps.22:10,25-27; Spr.15:13; Jes.9:3; Jes.23:18; 37:14; Jes.54:8; 2 Cor.4:6; Jes.59:2; Jes.64:7; Dan.9:17; Hand.3:19.

Zie ook het artikel van Téo van der Weele: ‘Een oog voor eenzame kinderenOpwekking Magazine (gerepubliceerd op de site van stichting De Kracht van Vrede) en het artikel over persoonlijkheidsontwikkeling hier op deze site.

Dat we als priesters de van God ontvangen zegen ook weer door mogen geven aan anderen, is het onderwerp van ‘zegenend helpen’ – ook een artikel op deze site.

En, als u Engels kent: het artikel uit het Discipleship Journal van de Navigators in de VS (Issue 102, Nov/Dec 1997): He Looks at Me with Delight – by Ken Gire, who takes an intimate look at the ongoing love relationship between Jesus and you, His bride.


home   of  terug naar de artikelen index of naar deel 1 van dit artikel

Meer informatie of suggesties

Voor meer informatie, of uw reactie op het bovenstaande, kunt u contact met me opnemen via e-mail: andre.roosma@12accede.nl.

Bedankt voor uw belangstelling!

©  André H. Roosma AHR-roosje, Accede!, Zoetermeer/Soest, 2003-12-25 / 2019-09-18; alle rechten voorbehouden.